Alles over vrijmetselarij en genootschappen: geschiedenis, reviews, weblinks.

zondag 23 december 2012

Albert Bontridder in De Morgen, 22 december

In De Morgen van 22 december 2012 verscheen een uitgebreid interview met de nu 91-jarige dichter, essayist en architect Albert Bontridder. Naar het van het gesprek toe gaat het even over het belang van de vrijmetselarij in het leven en werk van Bontridder, die sinds 1981 lid is van de Brusselse GOB-werkplaats Balder. Zijn specifiek maçonniek geïnspireerde poëzie en beschouwingen - in de vorm van bouwstukken - werden in 2005 door de maçonnieke uitgeverij Fonds Marcel Hofmans gepubliceerd in de bundel Zeven jaar en meer.



Albert Bontridder schrijft een van de beste bundels van 2012




'Mijn poëzie werd niet altijd gewaardeerd. In 1966 werd ik uitgefloten tijdens de manifestatie 'Poëzie in het paleis''

Met zijn literaire tijdschrift 'Tijd en Mens' (1949-1955) schreef bezieler Jan Walravens geschiedenis. Dat was uiteraard ook de verdienste van medewerkers als Claus en Boon. Een gesprek met een van de laatste overlevenden, Albert Bontridder (91).

Zijn bundels Hoog water (1951), Poésie se brise (1952) en Dood hout (1955) behoren tot het beste dat de experimentele generatie heeft voortgebracht, omdat zijn poëzie een fascinerende mengvorm van autonomie en engagement laat zien. Albert Bontridder, die ook een belangrijk architect is, is nu 91, maar zijn poëzieaders zijn niet dichtgeslibd. Er verscheen net een nieuwe bundel van hem, Wonen in de vloed. Het werd een van de beste Vlaamse poëziebundels van dit jaar. "Het is al een relatief oude bundel. Ik heb de gedichten meer dan tien jaar geleden geschreven. Daarvoor schreef ik De tuinen van Naxos, dat in 2004 verscheen (bibliofiel, bij Druksel in Gent, PDE). Het is erg jammer dat het grootste deel van mijn poëzie niet bekend is. In 1973 verschenen de gedichten die tussen 1942 en 1972 ontstonden in een verzamelbundel. Maar nadien heb ik natuurlijk niet stilgezeten."

Hoe komt het dat u een hele tijd lang zogoed als vergeten bent geraakt? Had dat met het veranderde poëzieklimaat te maken?

"Ik kan daar moeilijk op antwoorden. Maar ik heb veel samengewerkt met collega-dichter Marcel Wauters. In 1975 hebben we twee bundels gepubliceerd: Voor een waterdruppel en Vingerknippen voor een vlinder. En in 1990 volgde Groeten van Mijnheer en Mevrouw Ledepop. De gedichten in die bundels zijn gebaseerd op Wauters' tekeningen. Het zijn bibliofiele uitgaven. En dus werden ze niet opgemerkt, al vond Wauters het mijn beste werk. "Ik heb Wauters via Jan Walravens ontmoet. Hem heb ik al in 1933 leren kennen, toen hij dertien was en ik twaalf. We zaten samen in de klas in het atheneum van Anderlecht. Hij had op die leeftijd al een idee voor een tijdschrift. Jan was erg gedreven. Hij wou dat ik poëzie zou schrijven. Ik zag het als een oefening, die ik samen met Jan deed. We probeerden verschillende stijlen en genres uit. Want we schreven zowel poëzie als proza. Ik oefende me in bondigheid: met een minimum van woorden het maximale aan waarachtigheid proberen op te roepen. "Ik was erg intens bevriend met Jan Walravens. We waren een soort tweeling. Ik gloeide ervan. Hij was erg intelligent, maar ik kon met hem concurreren en dat kon hij niet goed verdragen. Hij wou de eerste van de klas zijn. Walravens heeft mij trouwens gekwetst toen hij gedichten van mij naar Boon stuurde, zonder te vermelden dat ik er de auteur van was, omdat hij wou weten wat die ervan vond. Walravens wou mijn gedichten opnemen in Tijd en Mens, dat hij in 1949 opgericht had. Dat beschouwde ik toen toch als een soort wantrouwen tegenover mijn werk. Gelukkig apprecieerde Boon mijn poëzie, net als zijn vrienden Ben Cami en Marcel Wauters. Met Wauters ben ik dan mettertijd bevriend geraakt. Maar het klopt dat mijn poëzie niet altijd gewaardeerd werd. In 1966 werd ik uitgefloten tijdens de manifestatie 'Poëzie in het paleis'."

Was dat omdat men uw poëzie toen te filosofisch geïnspireerd vond?

"Waarschijnlijk. Nochtans zit er een duidelijk engagement in de bundel Dood hout, die onder andere gaat over de executie van een zwarte man die een blanke vrouw verkracht had. Ik bekijk deze zaak vanuit de verschillende standpunten, zonder te veroordelen. Ik laat drie stemmen aan het woord: de zwarte man, de vrouw en de menigte."

In welke mate heeft het surrealisme een stempel gedrukt op uw vroege poëzie?

"De bundel Poésie interrompue van Paul Eluard heeft me sterk beïnvloed: poëzie zonder begin en einde, waarin hij alles over het menselijke handelen probeerde te vatten. Maar dat schrijven van die langere gedichten gaf ik op. Poëzie moet sindsdien een object op zichzelf zijn en een begin, een midden en een einde hebben. Maar dat is niet gemakkelijk. Want ik heb van 'het gebroken woord' mijn ideologie gemaakt. De titel van een van mijn eerste bundels, Poésie se brise, verwijst ernaar. De surrealistische metafoor domineerde mijn vroege werk, al gaf ik er mij toen niet echt rekenschap van."

In uw vroege werk zijn ook sporen te vinden van de Franse dichter-filosoof Georges Bataille, die schreef over de verbanden tussen erotiek, geweld en dood.

"Dat is zo. Maar in een prozatekst van mij uit 1936, 'De oproerling Guido', gebruikte ik die elementen al, omdat ik gefascineerd was door 'de overtreding'. En die tekst dateert van voor mijn kennismaking met het werk van Bataille. Toen ik het een jaar na de Tweede Wereldoorlog las, herkende ik veel. In mijn bundel Hoog water uit 1952 citeerde ik dan een belangrijk inzicht van Bataille: 'Le génie poétique n'est pas le don verbal, c'est la divination des ruïnes secrètement attendues.' Bataille vond de ruïne als ruïne belangrijk. Maar ik heb een positievere visie. Ik wil ontsnappen aan de verstening van de woorden, om de communicatie te herstellen."

Bataille was gefascineerd door de transgressie. Is uw poëzie ook een vorm van transgressie, omdat ze de grenzen van de conventionele poëzie doorbreekt?

"Transgressie is bij Bataille een soort agressie. Ik wilde in mijn poëzie de transgressie eerder begrijpen. Ik probeer eerder op te bouwen. Zoals Boon zei: 'Ook de afbreker bouwt op.' Ik wou het versteende overstijgen om tot het weten te komen."

Uit uw gedichten blijkt dat poëzie en de werkelijkheid voor u altijd sterk op elkaar betrokken zijn geweest. Zo staat Jan Palach, de student die zich in 1969 in brand stak uit protest tegen de bezetting van het Tsjecho-Slowakije, centraal in uw bundel Zelfverbranding uit 1971.

"Mijn vrouw is een Praagse. We waren dus sterk begaan met die opstand. Maar volgens mij heeft poëzie altijd betrekking op de realiteit. Ik heb altijd geprobeerd om mij als dichter aan iets reëels vast te klampen. Dat konden ook tekeningen zijn, zoals in de samenwerking met Marcel Wauters."

Misschien is dat een verband tussen uw werk als dichter en als architect: een architect vertrekt ook van een concrete situatie.

"Dat klopt. Meestal heeft de vrouw een idee over hoe het huis eruit moet zien. Je moet ook rekening houden met de grond en met het licht. Het is altijd een lange zoektocht."

Niet alleen uw poëzie, maar ook uw architecturale ontwerpen stuitten op weerstand.

"Dat is zo. Ik volgde de visie van architect Jacques Dupuis. Hij trok de rechte hoek van een ruimte open, waardoor er meer mogelijkheden waren. Zo kon je de woning aanpassen aan het terrein. Omdat ook ik dat principe hanteerde, noemde men mij een crimineel van de architectuur. Voor mij heeft wonen te maken met poëzie. Zoals Hölderlin het beschrijft: 'Dichterlijk woont de mens op de aarde'. Voor mij gaat het om een vorm van intimiteit creëren."

Uw nieuwe bundel Wonen in de vloed heeft met dat onstelpbare verlangen te maken. Mag ik in de titel ook een erotische connotatie lezen?

'Ik vind dat het woord 'erotisch' onrecht doet aan iets dat zo uitzonderlijk is en dat bestemd is om het sterven te overstijgen. Bataille omschrijft erotiek als la chance: door de evolutie is er een verschil tussen man en vrouw ontstaan. En dat maakt alles mogelijk. Mijn recentste bundel, die nog in de lade ligt, heet trouwens Zij is het raadsel."

U gebruikt architecturale ontwerpen, zoals de huizen van de schrijver Malaparte of van de filosoof Wittgenstein, als uitgangspunt om over wonen te reflecteren.

"Ik probeer het fundament van de dingen tot uiting te brengen, bijvoorbeeld door de fascinatie voor de cirkel en het vierkant bij Malevitsj. Ik gebruik die ontwerpen als referenties om uit te drukken dat niet de architectuur an sich belangrijk is, datgene waartegen men letterlijk aankijkt, maar wel het wonen, de communicatie in het huis met elkaar en met de buitenwereld."

In het gedicht 'Hoe kan' beschrijft u het labyrint als 'paragon van gesluierde vrijheid'. Vrijheid is essentieel in uw werk.

"Dat is zo. Maar ik heb mettertijd begrepen dat vrijheid geen fundamentele waarde is."

Hoe belangrijk is de vrijmetselarij voor uw werk?
"De vrijmetselarij is essentieel. Het belang ervan zit in deze prachtige uitdrukking: 'Zonder de vrijmetselarij moeten broeders op eeuwige afstand van elkaar blijven.' Zo ervaar ik het ook. Verbondenheid is erg belangrijk voor mij."

Wat is schrijven voor u? 'De ruimte vrijmaken / voor het nieuwe en het nooit geziene', zoals het in het gedicht 'Suprematisme' luidt?

"Ik beschouw schrijven als proberen. Het is een soort stamelen in een schuiloord, zonder de betrachting er iets definitiefs van te maken. Het gaat om formuleringen die voor herziening vatbaar zijn. Je kunt er Darwin bij halen. Op dat gebied ben ik een evolutionist."



© 2012 De Persgroep Publishing




woensdag 19 december 2012

nieuwe publicatie: Verhaegen-brochure

Vanaf vandaag is de brochure Pierre-Théodore Verhaegen, 1862-2012 verkrijgbaar, geschreven door ondergetekende en gebaseerd op eerdere publicaties en onderzoek. In 40 pagina's worden leven, werk en betekenis van de père-fondateur van de Université Libre de Bruxelles voor vrijmetselarij, vrijzinnigheid en liberalisme kort voorgesteld. De brochure is er gekomen op initiatief van het Vrijzinnig Studie-, Archief- en Documentatiecentrum 'Karel Cuypers' en het Universiteitsarchief van de VUB, in samenwerking met Studiekring Vrij Onderzoek. Op 8 december was het immers 150 jaar geleden dat Verhaegen overleed en het leek wel een geschikt moment om even terug te blikken. Het doelpubliek is op de eerste plaats de VUB-student en -sympathisant, en iedereen die meer wil weten over de politicus die uitdrukkelijk verbood dat een priester aan zijn sterfbed verscheen. De brochure is op het Universiteitsarchief op te halen voor 1 symbolische euro maar kan ook per post worden opgestuurd. Bestellingen en meer info op info@vsad.be.

vrijdag 23 november 2012

Visies op vrijmetselarij in de jaren 1980

Robert Dille, medeoprichter van het Humanistisch Verbond en de Unie van Vrijzinnige Verenigingen, die hij trouwens tussen 1972 en 1981 voorzat, schreef begin jaren '80 een geschiedenis van de vrijzinnigheid in Vlaanderen, die in het eerder obscure blaadje 't HaVeetje - maandblad van HV-Mortsel - verscheen. Aan het einde van de vierdelige reeks (verschenen tussen oktober 1982 en januari 1983) ging Dille kort in op de actuele toestand van de vrijmetselarij. Zelf was hij er ongetwijfeld bijzonder goed van op de hoogte: schooldirecteur Dille, geaffilieerd aan de Antwerpse werkplaats Marnix van Sint Aldegonde, leidde het Grootoosten van België in de tweede helft van de jaren 1960 als Grootmeester. Hij nam ook het initiatief om in de schoot van het GOB het Centre de Documentation Maçonniek (CEDOM-MADOC) op te richten. In Dille's overzicht (jg.5, 1983, nr.1, pp.10-11) lezen we:
 
"Een overzicht over de stand van zaken van de vrijzinnigheid zou niet volledig zijn, wanneer met geen woord zou worden gerept over betekenis en invloed, plaats en geestesgesteldheid van de vrijmetselarij in ons land, inzonderheid het Vlaamse landsgedeelte. Nu is het geen gemakkelijke opgave, aangezien de Orde van Vrijmetselaren - met haar discretie als gedragsregel voor ogen - geen 'officiële' publicaties bestemd voor het grote publiek vrijgeeft. Wel beschikken we over twee belangrijke werken, die niet zo lang geleden verschenen en die beide de twee grote stromingen behandleen die de Belgische vrijmetselarij kenmerken: een majoritaire en een minoritaire: het werk van een Werkgroep Vrijmetselaars in Vlaanderen, uitgegeven door Elsevier "Progressieve Vrijmetselarij" en het werk van pater Dierickx, de "Vrijmetselarij" de grote onbekende.
In globo blijkt daaruit dat men gerust kan stellen:
1. Dat het GOB, als zelfstandige maçonnieke grootmacht opgericht na de onafhankelijkheidsverklaring, van bij het begin een belangrijke rol heeft gespeeld in ons maatschappelijk leven;
2. Dat de vrijmetselarij in wezen een pluralistische instelling is;
3. Dat de vijandige houding van de Kerk t.o.v. de vrijmetselarij, dedze laatste heeft toegelatne de juiste maat te nemen vanhet onverdraagzaam en arrogant fanatisme van de Kerk. De heftigheid waarmee het Vatikaaan tegen de maçonnerie te keer is gegaan, de accenten die het in zijn diverse schakeringen van vervloekingen wist te leggen, het verbaal geweld dat daarmede gepaard ging, zijn door niemand overtroffen! Geen wonder dus dat de Belgische  vrijmetselarij - waaraan de toegang door de Kerk aan alle gelovigen op straffe van hellebrand strikt verboden - een duidelijk antiklerikaal en vrijzinnig cachet krijgt. En deze karaktertrek heeft zij behouden althans wat het GOB betreft. Haar gehechtheid aan het Vrij Onderzoek, dat zij als een credo belijdt, heeft ze van bij de aanvang duidelijk gesteld en in concreto uitgedragen door de stichting - in 1834 reeds - van de Vrije Universiteit Brussel, de 'universiteit van de Loge' zoals zij nu nog soms smalend door tegenstanders wordt genoemd.
4. De splitsing die zich in de Belgische vrijmetselarij rond de jaren 1960 heeft voltrokken was het gevolg van interne spanningen rond belangrijke filosofische stellingen, die uiteindelijk hun beslag kregen door de afscheiding van een minderheid van maçons en de oprichting van de Grootloge van België. Deze obediëntie verkoos de erkenning door de dogmatische ingestelde angelsaksische maçonnerie en het Grootoosten der Nederlanden, boven het behoud van de Belgische maçonnieke eenheid. Recente moeilijkheden in de schoot van de GLB rond dezelfde problemen hebben tot een nieuwe afscheuring aanleiding gegeven. Een en ander blijkt echter aan de hechtheid en de uitstraling van het GOB - veruit thans de belangrijkste Belgische vrijmetselaarsorganisatie - en van de gemengde DH niets te hebben gewijzigd en aan hun vrijzinnige opstelling in niets te hebben beïnvloed."
 
De standpunten van Dille, zowel naar de profane buitenwereld als wat de interne keuken betreft, zijn opvallend veel stringenter dan vandaag. Het is verder opvallend dat de generatie-Dille enerzijds haar maçonnico-antiklerikale houding onderstreept, maar anderzijds wel het boek van de jezuïet Dierickx als referentie aanhaalt. Het doet mij eraan denken dat ik een paar jaar geleden nog eens een geleide rondwandeling in de tempels van de Lakensestraat meemaakte - als toeschouwer - waarbij de gids in zijn gezegende leeftijd nog steeds dat boek als beste introductie tot de vrijmetselarij aanhaalde.

dinsdag 20 november 2012

Saint-Vé 2012 (2)

Op 20 november 1834 opende de Université Libre de Bruxelles haar deuren. Sinds 1888 organiseren studenten de traditionele St-Vé-stoet: oorspronkelijke bedoeling was enerzijds hulde te brengen aan de stichter van de universiteit - Pierre-Théodore Verhaegen - en om anderzijds het bestuur van de ULB erop attent te maken meer inspraak van studenten te tolereren en grote aandacht te hebben voor de principes van het Vrij Onderzoek. Dat Verhaegen in 1834 een eigen universiteit in het leven riep was een rechtstreekse reactie op de stichting van de Katholieke Universiteit in datzelfde jaar. Vertrekkende vanuit de grondwettelijke vrijheid van onderwijs waren de bisschoppen hiertoe overgegaan. Verhaegen sloeg meteen alarm. Minder dan twee weken na de goedkeuring van haar statuten door de bisschoppen hield Les Amis Philanthropes een banket ter gelegenheid van zomerzonnewende. Het was 24 juni 1834, en Verhaegen nam als Achtbare Meester het woord tussen de verschillende gangen van het menu door.
De speech was een emotionele oproep: Verhaegen schetste het doembeeld van een België dat gedomineerd zou worden door de katholieken, aangezien het niet geheel denkbeeldig was dat de drie rijksuniversiteiten spoedig zouden verdwijnen. Gent, Luik en Leuven waren immers opgericht door Willem I en als orangistisch betiteld. Hun toekomst hing vooral om die reden aan een zijden draadje. De Rijksuniversiteit Leuven zou effectief in 1835 definitief haar deuren sluiten. Uiteindelijk overleefden Gent en Luik tot de dag van vandaag, maar dat kon Verhaegen in 1834 nog niet weten. Indien de rijksuniversiteiten zouden ophouden te bestaan betekende dit dat de Katholieke Universiteit alleen zou overblijven, met ‘katholieke indoctrinatie’ tot gevolg.

‘Laten wij voortgaan op de weg die onze respectabele meesters ons aangewezen hebben,’ zei Verhaegen. ‘Als we over het Licht van de eeuw spreken, laten we dan alles doen om het uit te dragen maar ook om het te beschermen, want onze vijanden staan klaar om het uit te doven. Wij moeten opkomen tegen het fanatisme, wij moeten het frontaal aanvallen en met de wortel uitroeien. Tegen de scholen die zij wensen op te richten moeten wij een puur en moreel verantwoord onderwijs stellen waarover wij de leiding zullen behouden. Moge een vrije universiteit het tegenwicht vormen voor de zogenaamde katholieke universiteit. Om dit hoogstaand doel te bereiken stel ik u voor het maçonnieke pact dat alle loges in België moet verenigen te vernieuwen en te versterken. Moge de stichting van deze vrije universiteit aan onze opvolgers bewijzen dat de vrijmetselarij voor ons geen term zonder inhoud is geweest en dat de vrijmetselarij te allen tijde in staat is strijd te leveren tegen de veelkoppige draak van het fanatisme dat zich in allerlei gedaantes voordoet.’
Verhaegens talent als redenaar kwam in deze toespraak ten volle tot uiting. De aanwezigen werden als het ware opgezweept en doordrongen van het belang van de oprichting van een eigen, vrije universiteit. De collectebus ging rond, aanwezige vrijmetselaars boden aan om in de nieuwe instelling cursus te geven en de burgemeester van Brussel, Nicolas Rouppe, eveneens lid van Les Amis Philanthropes, zorgde voor lokalen. Er werd meteen vaart achter gezet. Op 20 november 1834 opende de Université Libre de Belgique – het werd pas later ‘de Bruxelles’ – haar deuren op het Museumplein. Vandaag is dit de achterzijde van de Koninklijke Bibliotheek aan de voet van het standbeeld van Karel van Lorreinen, vlak aan ‘Old England’ op de Kunstberg.
Ere wie ere toekomt: Verhaegen was niet de man die het idee van de eigen universiteit had uitgedacht. Dat had Auguste Baron hem voorgedaan. Baron, die onder meer verbonden was aan het atheneum van Brussel, had al in 1831 een vrij gedetailleerd plan op papier gezet wat de stichting van een mogelijke universiteit betrof. Tot een effectieve realisatie kwam het nooit, tot het moment waarop Baron contact had met Verhaegen, die hem in mei 1834 liet inwijden in Les Amis Philanthropes. Vanaf dan ging het bliksemsnel. Baron had het idee en de visie, Verhaegen de connecties. Deze laatste gaf ook de definitieve wending aan de concrete invulling van de nieuwe universiteit. Het belang van de Mechelse concurrentie en de vrijmetselaarsachtergrond maakte van de universiteit, zoals ze in 1834 werd opgericht, een heel andere instelling dan in 1831 oorspronkelijk het idee was.
Het principe van het Vrij Onderzoek vormde van meet af aan de kerngedachte van de ULB, hoewel de officiële aanvaarding van dit principe pas in 1909 gebeurde. Het was in dat jaar, ter gelegenheid van de 75e verjaardag van de ULB, dat de Franse wiskundige Poincaré zijn beroemde boutade formuleerde. Lang vóór er van ‘Het denken mag zich nooit onderwerpen…’ sprake was formuleerde Baron tijdens de openingsplechtigheid van 1834 als volgt: ‘Wij zweren om onze studenten te inspireren tot liefde voor de medemens, wat voortaan het doel van ons onderwijs zal zijn, zonder daarbij onderscheid te maken in achtergrond, mening en naties; wij zweren om hun gedachten, hun arbeid en hun talenten te wijden aan het geluk en de verbetering van de medemens en de mensheid.’
De ULB was gelanceerd, maar kende zeker geen zorgeloze geschiedenis. Verhaegen, door de Stassart aangeduid als zijn afgevaardigde, trok van loge tot loge om financiële steun te vragen om zijn project in stand te houden. Veel problemen had Verhaegen hier niet mee: de bisschoppen deden net hetzelfde ter ondersteuning van hun Katholieke Universiteit – die trouwens in 1835 haar spullen had gepakt en Mechelen voor Leuven had ingeruild. Zelf zou Verhaegen de in chronische geldnood verkerende ULB nooit leiden. Hij gaf er wel les aan de rechtenfaculteit.
De functie van rector werd pas begin jaren 1840 gecreëerd. Eerste rector Van Meenen  betitelde bij zijn aanstelling de ULB nog als een instantie waar ‘het ware christendom’ werd beoefend; in het door machtshonger en dogma’s gedomineerde Leuven was er immers geen plaats voor ‘het vrije denken’ ten behoeve van de hele samenleving. Een echt grote universiteit is de ULB tijdens het leven van Verhaegen nooit geworden. Bij de start telde zij hoop en al 100 personen, studenten en personeel inbegrepen. Op juridisch vlak bestond zij niet eens: pas in 1911 kreeg zij rechtspersoonlijkheid.

maandag 19 november 2012

Interview Grootmeester GOB in LLB

La Libre Belgique publiceerde afgelopen zaterdag een uitvoerig interview met GOB-Grootmeester Jef Asselbergh. De gestelde vragen waren op het eerste zicht niet echt verrassend of aanlokkelijk. Met vragen zoals 'Hoe vaak komen de loges samen', 'Hoeveel kost het lidmaatschap' en 'Waarom is het geheim zo belangrijk' komen we niets nieuws te weten en verraadt de interviewer enig gebrek aan diepgang en onwetendheid. Zo verwijst hij naar expliciete bewoordingen uit de Constituties van Anderson als actuele richtlijn van de maçonnieke arbeid vandaag. In de huidige context van tijd en ruimte zijn de Constituties eerder een symbool dan een uitdrukkelijke 'bijbel'. Ook worden er wederom 'bekende namen' genoemd. Wil iedereen daar alstublieft eens mee ophouden? Wat hebben we eraan wanneer we het over irreguliere vrijmetselarij in België vandaag hebben om te verwijzen naar het lidmaatschap van koning Leopold I, Mozart en Victor Horta? Waarom wordt altijd Voltaire genoemd die pas drie maanden voor zijn dood toetrad? Wat is het belang van dubieuze figuren zoals J. Edgar Hoover en Pinochet? Je zou even goed ook Amerikaans generaal en vrijmetselaar Douglas McArthur kunnen vernoemen die begin jaren 1950 ervoor pleitte om Noord-Korea nuclear te bombarderen.
Misschien wordt er - mogelijk correct - er van uit gegaan dat de lezer eerst (nogmaals) de kenmerken van vrijmetselarij in een notendop moeten worden uitgelegd. Pas verder in het interview wordt het interessant: hoe zit het nu met de vermeende maçonnieke invloed op het Franse politiek gebeuren? Hoe zit het met de geruchten over het vermeende lidmaatschap van Sarkozy? Getuige daarvan is mogelijk zijn handtekening, die bij gelegenheid met drie puntjes wordt aangevuld, zoals de toegevoegde afbeelding illustreerde. Nu, dat wil wel eens gebeuren dat op die manier een vrijmetselaar zijn handtekening plaatst, maar dat zal enkel het geval zijn in correspondentie tussen vrijmetselaars onderling, in de wetenschap dat buitenstaanders daar geen zicht op krijgen. Ik denk niet dat Sarkozy, in zijn functie als Frans president, op die manier zijn officiële documenten zou ondertekenen. En dan nog: ooit beweerde iemand dat de puntjes die Guido Gezelle in zijn handtekening plaatste ook indicaties waren van een of ander lidmaatschap. Hoe dan ook, in dit interview is deze vraag niet geheel onterecht, wetende dat er wel degelijk zeer courante contacten zijn tussen de Franse vrijmetselarij en het Elysée. Politiek gezien zijn er overeenkomsten tussen Frankrijk en Franstalig België, en het logelidmaatschap van de premier is geen geheim. Maar de maatschappelijke profilering van de Franse vrijmetselarij - zowel wat de irreguliere Obediënties betreft alsook de (voormalig) reguliere Grande Loge nationale française - is in vergelijk met de (Franstalige) maçonnerie in België veel explicieter en openlijk direct. Dat heeft in zekere zin te maken met de profilering van de Franse vrijmetselarij als  toegewijde hoeders van de Republiek en al de daaraan verbonden waarden. In België is de - irreguliere - vrijmetselarij vooral de verdediger van de vrije waarden en de vrije gedachte. Deze principes zijn veel breder, individueler en veel moeilijker te definiëren. Vandaar dat een rechtstreeks ingrijpen in het politiek en maatschappelijk gebeuren vanuit de Belgische vrijmetselarij veel minder evident is. Bovendien is het statutair verboden: standpunten van religieuze of politieke aard zijn binnen de tempelmuren niet toegestaan.
Verder in het interview gaat het over symbolen. Een aantal interessante opmerkingen worden gemaakt, die vrij snel weer worden teniet gedaan door de verwijzing naar de maçonnieke betekenis van het Park van Brussel. Het is niet omdat er een passer in het grondplan staat dat de bouwheer een maçonnieke boodschap wou duidelijk maken.
Had de interviewer maar andere vragen gesteld: over de standpunten ten aanzien van vrouweninwijdingen in de GOB-loges bijvoorbeeld. Of over de verstandhouding met de RGLB. Of nog interessanter: over die met de andere irregulieren zoals Lithos. Of over vrijmetselarij en de lekenstaat. Of over de invloeden in het gemeenschapsonderwijs. Of over de relevantie van vrijmetselarij in de huidige maatschappij. Het gesprek met Asselbergh in De Tijd was in alle opzichten beter.
 



La franc-maçonnerie: Secrets, symboles et influence actuelle
Entretien : Dorian de Meeûs
Mis en ligne le 17/11/2012
EXCLUSIF "L’idée qu’on formerait un lobby est fausse"
Comment la franc-maçonnerie a-t-elle évolué face aux catholiques ? Comment se positionne-t-elle face aux débats de société d’aujourd’hui? Quelle est son influence réelle sur la politique et la magistrature ? Qui sont ses membres ? Mystères et idées reçues sur ses rites et symboles… Jef Asselbergh, Grand Maître du Grand Orient de Belgique (GOB), est "l’Invité du samedi" de LaLibre.beVous êtes le Président ou Grand Maître, dit aussi "Sérénissime", de l’Obédience du Grand Orient de Belgique. Ceci dit, vous n’êtes ni le chef, ni le porte-parole de ces maçons adogmatiques belges... Je suis le représentant du GOB, mais surtout le gestionnaire administratif au quotidien de cette fédération de loges. Il y a aussi le Grand Collège des vénérables maîtres, qui réunit les présidents des 111 loges adogmatiques. Celui-ci régit l’ordre du jour de l’Assemblée générale, l’organe suprême et législatif du GOB, qui compte quelques 10.000 membres sur les 20 à 25.000 francs-maçons de Belgique. (NDLR : chaque frère est libre des ses opinions politiques et religieuses. Si le GOB est adogmatique, dans d’autres obédiences ou pays (G-B), la croyance en un Dieu unique/Grand Architecte est la règle.)Les loges se réunissent à quelle fréquence ? Une fois par semaine. D’autres, 2 fois par mois. Disons que tous les jours de semaine, des milliers de francs-maçons se réunissent dans leurs loges. C’est une activité très intense. Et coûteuse ? La cotisation annuelle varie entre 150 et 250 euros par an. Elle permet de financer les locaux, temples, le chauffage, les réunions hebdomadaires, le fonctionnement de l’Obédience,… Vos loges (asbl) recrutent-elles intensivement ? Non, on privilégie la qualité du travail à la quantité des membres. On ne fait pas de prosélytisme, mais du recrutement tout de même. Certains candidats frappent eux-mêmes à notre porte. La procédure de sélection est importante. La loge qui reçoit un candidat fait un premier examen et test de fiabilité. Ensuite, tout franc-maçon belge aura connaissance de cette candidature et pourra – si nécessaire – partager une information à son sujet. Exemple, un Anversois qui viendrait se présenter à Bruxelles car il a des choses à se reprocher… cela ne passerait pas. Ce serait trop simple ! On communique les noms entre loges et en discutons ensuite oralement au sein de celles-ci. Si j’étais maçon, vous le sauriez, contrairement à mon entourage direct. Pourquoi un tel secret autour de l’identité des membres ? Il y a 2 raisons à cette discrétion. Tout d’abord, vu que c’est un laboratoire de pensée, l’interdiction de rapporter ce qui se dit en loge permet cette liberté d’échange et d’expression. Un politicien ne parlerait pas s’il craignait qu’un journaliste de la même loge reprenne ses propos. Ensuite, nous traînons derrière nous un passé marqué par les persécutions nazies. D’autres croient encore aujourd’hui en un soi-disant complot judéo-maçonnique. Le secret suscite le fantasme du gros complot ou de la recherche du Graal. Les romans surfent sur ces thèses. On a découvert très récemment que la première chose que les nazis aient faite en occupant les villes occidentales, c’était de mettre la main sur nos archives. Tenez-vous bien, ils croyaient que dans le Savoir maçonnique figurait le secret du Graal et de l’alchimie. Celui qui pouvait mettre la main dessus deviendrait le Maître du Monde. Ils étaient fort déçus, car il n’y a rien de tout cela. On y trouve juste qu’à telle date, un Frère a planché sur tel sujet dans sa loge, etc. (rires) Ca vous amuse quelque part…Non, cela aurait pu nous amuser, si cela n’avait pas coûté des vies. Quel est l’intérêt pour un homme d’être franc-maçon ? Celui de participer et s’enrichir à travers un échange d’idées. Il peut poser des questions et surtout écouter les autres et se remettre en question. Chacun fait ce qu’il veut de ce qu’il aura entendu. En clair, « corrigez-vous vous-même et la société sera meilleure ! ». Il s’engage ainsi dans des valeurs humanistes et universalistes. En France, on dit qu’aucune décision politique importante ne peut être prise sans ‘la bénédiction des francs-maçons’…C’est excessif ! J’imagine mal que quelqu’un comme Sarkozy ait régulièrement contacté les obédiences pour savoir ce qu’il devait ou pas faire. Il faut toujours voir et comprendre les loges à partir de la société dans laquelle elle vit. Mais surtout, la France n’est pas la Belgique ! Ca se ressent dans la franc-maçonnerie française qui, traditionnellement, prend régulièrement des positionnements politiques ou sociétaux. (NDLR : l’initiation présumée de Nicolas Sarkozy à la franc-maçonnerie n’a jamais été confirmée, mais des rumeurs circulent car il signait « avec 3 points » certains documents)Selon certains, nos lois sur l’avortement et l’euthanasie avaient été décidées « en loge ». Concrètement, je ne conteste pas qu’on ait eu de nombreuses discussions sur ces thématiques sociétales. C’est même normal, car c’est un fait de société. Puis, certains ont exporté ce sujet en dehors de la loge… mais à titre individuel uniquement! Donc, je conteste que ce débat ait été imposé aux politiques par les maçons. L’idée qu’on formerait un lobby commun est fausse. Je peux être ‘pour’ et mon voisin de loge ‘contre’. De plus, il n’y a pas de vote de résolution, ni recherche de consensus, ni prise de position,… Nous n’avons pas ce pouvoir ou cette intention. En tant que profanes (non-initiés), on peut s’étonner que des hommes d’un tel niveau se réunissent chaque semaine… sans avoir le moindre objectif d’influencer quelque chose sur le plan politique, judiciaire ou économique. C’est justement ça qui est compliqué à comprendre. Nous ne nous réunissons pas dans un objectif d’entente ou de consensus. On y trouve des opinions très différentes : socialistes, libérales,… Si vous rassemblez 10.000 personnes, vous avez un échantillon de la société belge, soit avec ses idées différentes et opposées. On ne sort pas du temple en disant « Ca, c’est notre position ! » Je dirais que les Cercles d’anciens étudiants ont encore plus d’influence que nous, car leurs membres sont homogènes. Les francs-maçons ne sont pas surreprésentés au sein des conseils des ministres, des palais de justice et des hôpitaux ? Non, ce sont les plus visibles. Vous ignorez une telle appartenance pour un professeur, un employé, un chauffeur de bus, un coiffeur,… Vous ne vous posez même pas la question. Ensuite, ils ne viennent pas en loge pour des préoccupations professionnelles, mais pour développer le fait qu’ils sont humains.Votre ‘Bible’, si je peux me permettre l’expression, ce sont les Constitutions d’Anderson. Or, il y est écrit « Dans des conditions identiques, donne la préférence à un Frère pauvre… avant toute autre personne dans le besoin. » Cette règle est dépassée ! Cela tend à confirmer que les maçons s’entraident… et qu’il faut en être pour réussir parmi eux. Je ne peux pas dire qu’il n’y a pas de favoritisme, car je ne peux pas parler pour les autres Frères. Celui qui ferait ça se trompe et le regrettera vite. Faut remettre cette phrase dans son contexte historique, car il y est aussi dit qu’on doit protéger et aider un Frère qui serait impliqué dans un complot contre le gouvernement. A l’époque, il y avait des complots. Ce problème est résolu depuis la mi-18ème siècle. Cela n’a rien à voir avec les francs-maçons actuels. Depuis plusieurs années, la franc-maçonnerie se dévoile davantage. Est-ce un processus difficile pour les Frères ? Oui, c’est une démarche encore assez difficile, car il n’est pas évident pour encore beaucoup de croyants d’accepter le fait maçonnique… même si depuis plus d’un siècle, la franc-maçonnerie belge ne joue plus aucun rôle politique. Ici, on peut avoir une croyance, mais on la laisse au vestiaire. Le Vatican interdit aux catholiques de s’inscrire dans une loge maçonnique. C’est même considéré comme un ‘péché grave’ (Congr. De la Doctrine de la Foi, Cardinal Ratzinger, Rome le 26 novembre 1983). Je pense qu’il y a relativement peu de croyants au GOB. Il y a des juifs, des musulmans, des protestants,… et cela ne m’étonnerait pas qu’il y ait quelque part l’un ou l’autre catholique. L’essentiel, c’est d’être adogmatique et d’accepter une opinion opposée à la sienne. Selon vous, pourquoi les relations avec l’Eglise catholique sont-elles si compliquées ? Il ne faut pas oublier qu’au 18ème siècle la franc-maçonnerie est la première association de la société civile à avoir vu le jour en dehors des structures ecclésiastiques et sociales (Gildes,…). Cette libre association, qui s’intéresse à la philosophie et aux sujets de société, ne réjouit pas l’Eglise qui avait à ce moment-là le monopole de ces débats. Tout commence là. Nous n’avons jamais exclu la religion… c’est elle qui s’est opposée à la franc-maçonnerie. En Belgique, l’Eglise catholique a dit en 1839 que ses fidèles ne pouvaient pas être franc-maçon. Ce n’est pas nous qui avons dit cela… Il s’est fait que des curés et des évêques nous ont quittés. Aujourd’hui, on se parle, mais on ne s’entendra pas forcément et ne sera pas d’accord. Les francs-maçons ont-ils évolué avec leur temps ? L’obédience et ses membres évoluent avec la société : aristocratique au 18ème, bourgeoise au 19ème et davantage démocratique au 20ème siècle. Nous avons maintenant aussi quelques immigrés dans nos loges. (NDLR : Parmi les Frères, on citera Léopold Ier, Mozart, G. Washington, Voltaire, Pinochet, J. Edgar Hoover (FBI) ou encore Victor Horta)J’aimerais connaître l’opinion des francs-maçons sur la laïcité face à l’islamisation, les négociations budgétaires et l’avenir de la Belgique, mais vous n’avez pas de mandat pour être ce porte-parole. Cela dit, vous évoquez beaucoup ces sujets en loge? Oui, l’Islam comme phénomène sociétal fait régulièrement l’objet de réunions. Le contraire serait honteux. Après, quelle position adopter ? La plus simple ou simpliste est de dire qu’on ne va quand même pas accorder à cette religion des droits qu’on a réduits aux catholiques. Mais, comme la société, on doit apprendre à comprendre l’Islam et son rôle dans la société, qui n’est pas comparable à celle de l’Eglise. Les francs-maçons ont-ils des œuvres caritatives pour aider les victimes de la crise, comme l’Eglise catholique ? Oui, la solidarité et la charité sont des clés de voûte de notre fonctionnement. Bien sûr, avec 25.000 membres, les ressources ne sont pas énormes. On soutient des projets pour sans-abri, handicapés,… mais il est essentiel pour nous que cette charité se fasse de manière discrète. Pour nous protéger, mais aussi protéger celui qui reçoit les dons, car il n’en est pas forcément fier. Les symboles utilisés par la franc-maçonnerie participent pleinement à alimenter le mystère et les fantasmes. L’expression « plancher sur un sujet » en vient. En fait, le jargon maçonnique est essentiellement emprunté à la construction, comme celui de « tailler sa pierre », de « grand architecte »,… Ici, on mettait sur une « planche » le sujet à l’ordre du jour de la loge. Si vous lisez le traité d’architecture du Romain Vitruve (1 siècle av J.C.), vous reconnaîtrez de nombreux termes maçonniques, car ce livre a inspiré les fondateurs! C’est par exemple Vitruve qui indique que l’autel se situe à l’Est, soit à l’Orient. C’est lui aussi qui explique que l’architecte est là pour mettre de l’ordre dans le monde matériel. Il explique que l’architecte doit avoir les qualités de force, de sagesse et de beauté s’il veut accomplir du beau travail. Crédit photo: http://www.gob.be/On retrouve le symbole des 2 colonnes dans les loges.Dans la Bible, à propos de la construction du Temple de Salomon, il est question de 2 colonnes sur le parvis, décorées de grenades. On retrouve ici l’origine chrétienne des fondateurs. Le sol en damier noir et blanc fait référence aux oppositions qui existent en tout: bien-mal, lumière-obscurité,... A chaque opinion ou thèse, il est donc possible d'opposer son contraire.Puis les incontournables équerres, compas, « G »… et triangles, qu’on retrouve aussi dans la structure du Parc royal ou à l’ULB (logo et certains bâtiments) L’interprétation la plus courante est la Géométrie. Ces symboles classiques sont des outils dans notre réflexion et rituel. Il ne faudrait pas non plus croire qu’un maçon se cache dans le coin de chaque triangle. Pour le Parc royal, je crois que c’est une légende. L’Esprit saint est aussi représenté par un triangle chez les Chrétiens. Pareil pour l’œil dans le triangle, il était présent en Egypte et dans le symbolisme chrétien. Ces symboles sont des outils, pas un but. Pas un but ? Pourtant, le franc-maçon signe avec « 3 points » pour être identifié. Vous le faites ? Bien sûr que non. Les 3 points, c’était pour se faire connaître, mais cela ne se fait presque plus à cause des ordinateurs… ou alors dans notre communication interne. Le cas échéant, cela pourrait être un moyen de pression sur le destinataire du courrier. Faudrait demander à ceux qui le font… mais personnellement, je ne comprends pas cet argument. Si je reçois une telle lettre ‘en tant que catholique’, cela aura plutôt tendance à desservir celui qui l’envoie. Il croit pouvoir m’impressionner avec ces 3 points ? J’aurais plutôt une attitude de rejet.Entretien : Dorian de Meeûs

vrijdag 16 november 2012

Emanuel Hiel

De Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging, afdeling Dendermonde, organiseert op vrijdagavond 30 november een gesprekavond over Emanuel Hiel. Spreker is Alistair Dempsig, auteur van een essay over Hiel dat op de avond zelf ook te koop wordt aangeboden. Hiel, geboren in 1834 in Dendermonde, was net tijdgenoten zoals Emmanuel Van Driessche en Julius Hoste een inwijkeling, die in zijn jeugd naar Brussel trok en zo in de hoofdstad de liberale en Vlaamse Beweging vorm gaf. Tot op zekere hoogte is dat vandaag nog steeds het geval. Hedendaagse Nederlandstalige politici in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die automatisch als spreekbuis van de Vlaamse Brusselaars worden aangehaald, zijn Vlaamse inwijkelingen - gaande van Ann Brusseel, Els Ampe tot Pascal Smet. In zijn tijd kwam de vrijzinnige Hiel in Brussel aan de bak als ambtenaar en leraar, maakte een bescheiden politieke carrière als liberaal gemeenteraadslid van Schaarbeek, maar werd vooral herinnerd als literator, dichter, journalist en algemeen voorvechter van het Nederlands in de verfranste Belgische hoofdstad. Hiel was in zowat alle Vlaamse verenigingen betrokken partij, gaande van het Willemsfonds, De Distel, Geen Taal Geen Vrijheid maar ook Les Amis Philanthropes, waar hij in 1868 werd ingewijd. Van Hiel werd verteld dat hij beweerde dat hij geen Frans begreep. Althans, als je hem in het Frans aansprak hield hij zich van den domme. Hiel overleed in Schaarbeek in 1899. Zijn achterkleindochter is socialistische eresenator en VUB-hoogleraar emirita kunstgeschiedenis Lydia Deveen (°1929), weduwe van jurist Frans De Pauw, medestichter van de Vrije Universiteit Brussel.
 
Alistair Dempsig. Emanuel Hiel. Essay over de emancipatie van de Vlamingen te Brussel. Gent, Willemsfonds/Liberaal Archief, 2011, € 5.
 
Voordracht: Vrijdag 30 november 2012, 20u00.
CC Belgica, Kerkstraat 24, 9200 Dendermonde.

donderdag 15 november 2012

Camille Huysmans

Met het naderende vertrek van Patrick Janssens komt er een einde aan een reeks van socialistische burgemeesters in Antwerpen. De eerste in de rij was Camille Huysmans, die tussen 1933 en 1940 de sjerp omgordde. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in Londen, om tussen 1944 en 1946 een tweede en laatste keer het burgemeestersambt uit te oefenen. Daarna volgden  Willem Eekelers, Lode Craeybeckx, Mathilde Schroyens, Bob Cools en Frans en Leona Detiège. Huysmans was geen Antwerpenaar - hij was in 1871 geboren in Bilzen, net als ondergetekende een dikke eeuw later - en tegen dat hij naar de Scheldestad verhuisde had hij al carrière gemaakt in de Schaarbeekse gemeenteraad en de leiding van de Belgische Werkliedenpartij. Zoals vele socialistische kopstukken was Huysmans ook vrijmetselaar. Hij werd in 1900 ingewijd in de Brusselse werkplaats Les Amis Philanthropes; tijdens de Eerste Wereldoorlog behoorde hij tot Albert de Belgique, een tijdelijke loge die in Londen werd opgericht en bedoeld voor de Belgische bannelingen. Met Huysmans' komst naar Antwerpen werd zijn logelidmaatschap geaffilieerd aan Marnix van Sint Aldegonde, in 1920.
Huysmans wou tot zijn honderste in het parlement zetelen. Dat lukte niet omdat bij zijn laatste campagne hij op een socialistische scheurlijst verscheen waardoor hij onvoldoende stemmen haalde om verkozen te worden. De tweede, meest evidente reden was dat Huysmans de leeftijd van honderd niet haalde: hij stierf in 1968 op zijn 96e. Bij de uitvaart hield Jos Van Eynde, volksvertegenwoordiger, uitgever van de Volksgazet en toekomstige BSP-voorzitter, de hulderede. Onderstaande tekst werd integraal weergegeven in het vaktijdschrift Socialistische Standpunten, 1968, jg.15, nr.2.
 

 

woensdag 14 november 2012

Flashmob

In Belgische contreien is het eerder uitzonderlijk dat loges open deur houden. Meestal gebeurt dit enkel om de binnenzijde van het gebouw aan een geïnteresseerd publiek te tonen. Zelden vormt een informatieavond met het oog op ledenwerving het voorwerp van zo een publieksmoment. Er zijn wel altijd uitzonderingen; onlangs stelden werkplaatsen in Mechelen en Leuven hun poorten open voor belangstellenden. Maar in het geval van irreguliere werkplaatsen is het al helemaal ondenkbaar dat zo opvallende 'recruteringsmomenten' worden ingelast. In Nederland is het anders. Uiteraard is de reguliere vrijmetselarij daar dominant aanwezig; de irregulieren stellen daar niet zo veel voor - in België liggen de kaarten helemaal anders. Nederlandse werkplaatsen houden met grote regelmaat open deur, en ook andere PR-methoden dan de klassieke aankondigingen op websites worden daarbij gehanteerd. Hiervan getuige is onderstaand filmpje. Deze geënsceneerde flashmob in een station vestigt de aandacht op de open dag van afgelopen 2 september. Ik heb zo mijn bedenkingen bij dit soort campagnes. Zo een flashmob op zich vestigt enkel kortstondig de aandacht, maar haalt het de fundamentele gegeven van vrijmetselarij als methode en ontmoetingsruimte uit de context. Het mysterie wordt misschien wel geprikkeld, maar de hoofdvraag waarom iemand überhaupt lid zou willen of kunnen worden, en wat nu het verschil is met andere verenigingen, wordt niet gegeven. In haar meest extreme vorm komen we met dit soort campagnes in het vaarwaarter van de Amerikaanse commercials waarin vrijmetselarij wordt gelijkgesteld aan de holle frasering van 'greatness'.

dinsdag 13 november 2012

Artikelenreeks in De Standaard

Joël De Ceulaer startte einde januari 2012 in De Standaard met de reeks Het geheim van de loge. In vier opeenvolgdende dagen werden enkele aspecten van vrijmetselarij in België vandaag voorgesteld: de ledenaantallen, de aanwezigheid van vrouwen, het 'probleem' van het Vlaams-nationalisme en het (mogelijke) affairisme. De reeks wordt hier integraal weergegeven; aanklikken om beter te kunnen lezen. Nooit gedacht trouwens dat ik nog met Els Witte op dezelfde krantenpagina zou figureren.
 











 

vrijdag 9 november 2012

Saint-Vé 2012 (1)


Op 8 december is het 150 jaar geleden dat Théodore Verhaegen de pijp aan Pierre gaf. Traditioneel wordt er elk jaar op 20 november - twee weken eerder dus - de oprichting van de Université Libre de Bruxelles door Verhaegen gevierd. De zogeheten 'St.Vé' staat in het collectief geheugen van de Brusselse student geboekmerkt als een optocht in barre koude, vol klakken en uitzonderlijk vieze labojassen, volgepakt in wagens getrokken door trucks en tractoren, en die langs de Zavel een spoor van bier en lichaamssappen achterlaat. Maar dat is eigenlijk maar het uiterlijk vertoon. De betekenis van Verhaegen en St-Vé is veel diepgravender. Het is een herinnering aan de man die de universiteit in het leven riep, maar die tegelijkertijd de incarnatie is van het Vrije Denken, dat zich nooit door dogma's, gevoelens en vooroordelen mag laten beëinvloeden.
Naar aanleiding van de herdenking organiseert onder meer de Ordre Théodore Verhaegen een gespreksavond over de evolutie van het gedachtengoed van Pierre-Théodore tot de traditionele 20 novemberviering. Dit vindt plaats op de ULB-campus Solbosch, gebouw K, op donderdag 15 november om 20u. Meer info hier.

Update 16 november:
ULB en VUB organiseren op 20 november de gezamelijke Verhaegenherdenking op de ULB-campus Solbosch. De dag begint om 8u met koffie en croissants, en gaat vervolgens over in redevoeringen en bloemenhuldes. Zie programma.

donderdag 8 november 2012

Piet Van Brabant

In de jaren 1990 verschenen in Vlaanderen een aantal opmerkelijke boeken over vrijmetselarij. Met het verschijnen in 1967 van het boek van pater Dierickx, Vrijmetselarij, de grote onbekende, was de belangstelling voor het onderwerp bij de Vlaamse lezer gewekt. Later volgden voor groot publiek Vrijmetselarij van Bormans (uitgave van Studiekring Vrij Onderzoek - Vrije Universiteit Brussel, 1974), Progressieve Vrijmetselarij (werkgroep 'Vrijmetselaars in Vlaanderen', Elsevier, 1975), Vrijmetselarij, mythe en realiteit (Michel Huysseune, uitgeverij Epo in 1988), de eerste uitgave van De Kinderen van Hiram (Andries Van den Abeele, 1992) en van De Kinderen van de Weduwe (Trigonum Coronatum, 1992), Actie vrijmetselaren van Karel Poma (Roularta, 1995) en de zes boeken van Piet Van Brabant - of zeven, als we het in co-auteurschap geschreven Vrijmetselarij in woord en beeld (E.C.D. Garden - Antwerpen, Parsifal, 1994) erbij tellen. Van Brabant was een typische liberale backbencher, als journalist verbonden aan Het Laatste Nieuws en in 1979 een van de initiatiefnemers van de Reguliere Grootloge van België.
Het was vanuit die reguliere achtergrond dat Van Brabant zich vanaf 1990 naar de buitenwereld toe als 'woordvoerder' profileerde, en zowat meer dan tien jaar de enige auteur in Vlaanderen was die over vrijmetselarij publiceerde. De reeks boeken startte met De Vrijmetselaars. Reguliere loges in Brussel. Dan volgde in 1993 het Lexicon van de Loge, een best wel interessant woordenboek, en tot de dag van vandaag enig in zijn soort - wat ten minste Vlaanderen betreft. Vanaf dan begon Van Brabant min of meer uit het zelfde vaatje te tappen: In het Hart van de Loge: riten, symbolen en inwijdingen (1995), De christelijke wortels van de vrijmetselarij (2001), De Vrijmetselarij in Nederland en Vlaanderen (2003) (wat enigszins aansloot bij Ton Van de Sande's Vrijmetselarij in de Lage Landen, eerste uitgave 2001) en De spiritualiteit van de vrijmetselaar (2006). Wat het boek uit 2003 betrof schreef UGent-professor Gita Deneckere een weinig opbeurende recensie in het vaktijdschrift Ons Erfdeel.
Zelf heb ik Van Brabant één keer aan het werk gehoord. Het moet einde 2004 of begin 2005 zijn geweest in Liedekerke, waar hij op uitnodiging van een plaatselijke vereniging over vrijmetselarij kwam spreken. Ik denk niet dat ik het ooit eerder heb meegemaakt dat een spreker erin slaagde om aan het einde zijn publiek tegen zich in het harnas te jagen. De boodschap die Van Brabant verkondigde was behoorlijk gekleurd. Hij vertelde het verhaal van de regulieren, en daarbij verwees hij geen enkele keer naar de irregulieren. In combinatie met enkele ongelukkige versprekingen bleef de toehoorder aan het einde van de uiteenzetting behoorlijk verward achter.  
De website ChristusRex, waar talloze boekbesprekingen van Nederlandstalige en christelijke geïnspireerde publicaties op zijn terug te vinden, becommentarieerde in 2000 de vrijzinnige standpunten van de gelovige Van Brabant - die trouwens volgens de protestantse ritus werd begraven. Piet Van Brabant overleed in 2006: hij was 74. Het liberaal Vlaams tijdschrift Volksbelang verzorgde een uitvoerig in memoriam.
Waarom deze uitleg? Omdat ik in het archief gestoten ben op een knipsel uit De Morgen van 26 april 1990, volgend op de persvoorstelling van Van Brabants De Vrijmetselaars in de lokalen van de RGLB in de Brusselse Koningstraat. Qua openheid en toegankelijkheid is er vandaag door deze koepel een hele weg afgelegd: getuige daarvan is de fantastische en zeer uitgewerkte (vernieuwde) website van de Reguliere Grootloge. Het is een groot verschil met deze van het GOB, die enkele jaren na lancering nog verdacht veel bordjes 'under construction' telt.
 
 

woensdag 7 november 2012

Gazet van Antwerpen, 3 mei 1997

In Gazet van Antwerpen van 3 mei 1997 verscheen er een artikel waarin kort het fenomeen 'vrijmetselarij' werd voorgesteld. Het is mij niet duidelijk wat de aanleiding hiertoe was. Wel klopt de historische situering langs geen kanten. Ook werd dit artikel gekoppeld aan een doorlichting van de vijf koepels - Lithos werd pas een aantal jaar later opgericht - met hun ledenaantallen. De cijfers anno 1997 waren als volgt:
- Grootoosten van België: 8.500
- Le Droit Humain: 4.000 (waarvan 70% vrouwen)
- Grootloge van België: 2.600
- Vrouwengrootloge van België: 700
- Reguliere Grootloge van België: 900
Totaal aantal vrijmetselaars onder Belgische koepels: 16.700
 
 
 

dinsdag 6 november 2012

Vrij-zinnig kerstfeest

Het is een beetje vroeg op het jaar, maar laten we het even hebben over kerstmis of winterzonnewende, een van de feestmomenten in de vrijmetselarij. Dat is het moment waarop de langste nacht aanbreekt en de dagen weer verlengen. Het licht overwint de duisternis, als het ware.
In De Scheldegeus, het ledenblad van het Vrijzinnig Ontmoetingscentrum Het Fakkeltje in Zwijndrecht, lezen wij in nr.62 (1996) volgende - hilarische - verklaring:
'Dag bomma. Waarom staan er overal stalletjes en wat is kerstmis, en waarom staat er onder onze kerstboom geen stalletje en bij mijn vriendinnetjes wel?' - 'Lieve schatten, mag ik even nadenken hoe ik jullie dat verstaanbaar kan uit leggen. Om te beginnen onze aarde draait rond. Rond de zon daarom wordt het licht en donker of dag en nacht. Maar we draaien een beetje schuin rond (vraag maar eens aan de meester of de juf om dat te tonen in de aardrijkskundeles met een wereldbol) en daardoor hebben we de vier seizoenen lente, zomer, herfst en winter. Wel in de winter komen we het dichtst bij het noorden. Daarom zijn de dagen kort en de nachten lang. Als je in de zomer om acht uur gaat slapen, dan pruttel je wel eens tegen, nog veel te licht zeg je dan, maar in de winter als je van school thuis komt dan moet je het licht aansteken om uw huiswerk te maken en dan is het nog maar vijf uur. Nu zijn er landen in het noorden Finland, Lapland waar de eskimo's leven, daar blijft het soms dag en nacht donker, raar hé. Wel nu, rond 25 december worden de dagen terug langer, dat wil zeggen dat het 's avonds elke dag een paar minuten langer licht blijft. Dat merk je natuurlijk niet direct maar na een week of drie valt dat wel op hoor. En zo vierden de mensen vele jaren geleden feest omdat de zon langer scheen en dus langer licht bleef. Dat feest heeft nog altijd in Zweden, Noorwegen, Denemarken, Finland, Lapland en nog vele andere landen "Zonnewende" of het feest van het licht en dat vierezn wij ook met een vredes- of lichtboom. Vele jaren later kwamen de christenen en die zeiden dat het kindje dat op 25 december in een stal in Betlehem (Israël) geboren is het licht bracht. De christenen noemden die dag kerstmis en zij hadden vroeger zoveel invloed op de mensen dat men het nu nog alle jaren viert. Maar wij geloven daar niet in en daarom staat er onder jullie vredesboom geen stalletje en proberen wij het "Zonnewende" of lichtfeest te noemen zoals de meeste mensen in het hoge noorden. Lieve schatten een lange en misschien toch nog wat moeilijke uitleg voor jullie, maar misschien wilt jullie juf of meester mij wel even helpen met wat didactisch materiaal om het nog wat duidelijker te maken. Dat je nog vele Zonnewendes mag vieren in vredevolle sfeer.'

zaterdag 3 november 2012

masoniclib.com

Toevallig en via-via (zo gaat het wel vaker als je met vrijmetselarij bezig bent) ben ik terecht gekomen op deze bijzondere website. Een kleine 800 maçonnieke documenten, gaande van 'klassieke' monografieën tot interne bouwstukken staan hierop vrij te downloaden. De meeste werken zijn in het Frans, met ook Engels en Spaans, en dateren van het begin van de 18e eeuw tot vandaag. Je kan er echt parels van bronnen vinden, onder meer het fameuze Les Documents maçonniques dat Bernard Faÿ tijdens de Tweede Wereldoorlog in bezet Frankrijk in omloop bracht en met stip het meest professioneel uitziende antimaçonnieke publicatie ooit is. Vooral als vrijmetselaar ga je aan deze site veel hebben, als externe moet je soms tussen de esoterie je weg zoeken.

maandag 22 oktober 2012

boekpresentatie Commers

Tijdens de Boekenbeurs wordt op zaterdag 10 november, om 13u30, het nieuw boek van emeritus Ronald Commers gepresenteerd. Deze presentatie wordt gekaderd in een debat met zittend GOB-Grootmeester Jef Asselbergh en de welgekende Jean Paul Van Bendegem. Politiek commentator Luc Van der Kelen van Het Laatste Nieuws modereert. Moraalfilosoof Commers (UGent en Vrije Universiteit Brussel) publiceerde in 2008 Tussen de zichtbare en de onzichtbare wereld. Over vrijmetselaarsfilosofie en Mozart; nu volgt Overleeft de vrijmetselarij de 21e eeuw? Hiermee sluit hij aan bij een gelijkaardige vraag die Leo Apostel zich al meer dan twintig jaar geleden stelde. Nu, afgaand op de ledenaantallen zal het in België niet zo een vaart lopen. Voor andere landen, zoals de Verenigde Staten, waar logelidmaatschappen in elkaar stuiken, ligt de situatie anders. Op basis van de inhoudstafel kunnen we ons bij Commers' nieuwste alvast verwachten aan een stevig wijsgerig werk, met actuele visies op maçonnieke spiritualiteit en symboliek. Hiervan bestaat er vandaag, in het Nederlands taalgebied, nauwelijks een relevant werk. Iets om naar uit te kijken dus.
Meer info op de website van Academic & Scientific Publishers.

donderdag 27 september 2012

Huis Nagels, Sint-Truiden

In Het Nieuwsblad - Editie Limburg van 13 september 2012 staat een kort artikel over een notariswoning in Sint-Truiden. Interessant is dat de bouwheer indertijd allerhande symboliek in de inrichting binnenbracht. Volgens het artikel zijn er verwijzingen naar vrijmetselarij. Wat precies weten we niet, noch of de bouwheer effectief vrijmetselaar was. De ervaring leert dat er met dit soort interpretaties altijd een beetje moet worden opgepast - wat niet wegneemt dat het wel zou kunnen kloppen. Uit de fotoset worden we alvast niet veel wijzer.
 
 
De vroegere notariswoning van Louis Nagels in de Stationsstraat, gebouwd in 1892, lijkt voor de achteloze voorbijganger een gewoon huis in de rij. Bij het betreden van de woning gaat nochtans een wondere wereld open.
'Een parel', vonden de eerste bezoekers die op Open Monumentendag in de wereld van notaris Nagels binnen traden. Verbazing en een wow-gevoel overheersen bij het verbluffende interieur van een pronkzuchtig aristocraat die dweepte met kunst en zijn woning inrichtte in diverse bouwstijlen en met tal van knipoogjes naar historische figuren.
'De Egyptische kamer is het neusje van de zalm, een hoogtepunt van egyptomanie, met een overdaad aan Egyptische versieringen en motieven', verduidelijkt eigenaar Herman Collignon (58). In een ander glasraam prijkt Marcus Vitruvius (85-20 v. Christus), bekend van zijn werk over bouwkunst en inspirator van Leonardo Da Vinci. In het huis vind je ook verwijzingen naar andere volgelingen van Vitruvius: de Nederlandse architect Hans Vredeman de Vries (1527-1609) en Pugin, de Engelse grondlegger van de neogotiek.
Elk vertrek heeft zijn eigen bouwstijl: een verzameling van neogotiek, Louis XV en Egyptische stijl. 'De kamers bevatten een schat aan verwijzingen naar gerenommeerde kunstenaars en denkbeelden, zoals onder meer de vrijmetselarij. Maar in de woning is nog niet alles onthuld', zegt Herman Collignon. 'Nagels bouwde zijn woning om te pronken, tot het overdadige toe, maar de notaris hield zijn deur op slot. Zijn huis was ook ingenieus ingericht. Een bezoek is een openbaring van de aristocratische leefgewoonten in die tijd. We zijn tevreden dat we na 120 jaar de deuren kunnen opengooien. Nog geen twintig mensen zagen ooit de bovenverdieping van de woonst', vertelt Ingrid Grobben.
Elke week op zaterdag en zondag geven de eigenaars vanaf nu rondleidingen voor groepen met een beperkt aantal deelnemers. Voor een bezoek vragen ze 15 euro per persoon. 'Geen bedrag dat de massa zal aantrekken. We speculeren op mensen met gevoel voor geschiedenis, kunst en architectuur, mensen die van schoonheid houden. Met de opbrengst wordt de woning onderhouden en gerestaureerd', legt Collignon uit.
Het echtpaar kocht tien jaar geleden de woning die toen al zes jaar leegstond en dreigde te vervallen.
Na de familie Nagels werd het huis bewoond door dokters, tijdelijk was het ook een befaamd restaurant. De huidige bewoners leiden vanuit het huis een handelszaak in exclusieve stoffen, behang en verven.

woensdag 26 september 2012

open deur

Twee reguliere werkplaatsen houden in de loop van komende maand open deur. Het lijkt misschien wat vreemd maar de reguliere vrijmetselarij in België is de meest toegankelijke van alle maçonnieke strekkingen in dit land. Dat heeft vooral te maken met hun expliciet a-politiek standpunt en hun verbondenheid met de angelsaksische traditie, waar de beslotenheid van de vrijmetselarij geenzins betekent dat zij zich volledig van de wereld moet afsluiten.
Twee open deurdagen dus bij twee Nederlandstalige loges (ondanks hun Franse titel):
op vrijdag 5 oktober kan je een kijkje nemen bij La Constante Fidelité in Mechelen, Gasthuisveldstraat 18. De infoavond begint om 20u00.
op vrijdag 26 oktober is het de beurt aan Les Disciples de Salomon in Leuven, J.P. Minckelerstraat 115. Deuren gaan open om 19u30 en om 20u30 volgt er een presentatie.

dinsdag 25 september 2012

Nieuwe publicatie: The Economics of Providence

Binnenkort is het verzamelwerk The Economics of Providence. Management, finances and patrimony of religious orders and congregations in Europe, 1773 - ca.1930 / L'économie de la Providence. Gestion, finances et patrimoine des ordres et congrégations en Europe, 1773 - ca.1930 verkrijgbaar, onder redactie van Maarten Van Dijck, Jan De Maeyer, Jeffrey Tyssens en mijzelf. Het boek is de uitloper van de workshop die Maarten Van Dijck vier jaar geleden aan de KULeuven organiseerde, waar internationale specialisten debatteerden over het vermogen en patrimoniumbeheer van kloosterorden. De workshop was op haar beurt voortgekomen uit het interuniversitair onderzoeksproject tussen KULeuven en de Vrije Universiteit Brussel rond de rol van katholieke congregaties en monastieke orden in de (lange) 19e eeuw. De voordrachten van de workshop werden door de sprekers in artikels gegoten en passeerden peer reviewed via de stuurgroep van het onderzoeksproject. Hieronder volgt een korte beschrijving:
 
During the French Revolution almost all monasteries and abbeys were suppressed and their possessions seized. Yet after the French Revolution many religious institutes were very successful in re-establishing themselves, sometimes accumulating large patrimonies, against the background of often hostile political forces.
This book deals with the question of how the religious orders and congregations rebuilt their patrimony, a necessary prerequisite for the growth of the number of religious, educational and charitable services.
The authors discuss the (real or supposed) wealth, the financial structures, and the management and juridical foundations of the orders and congregations in Italy, Spain, Portugal, France, Luxembourg, Belgium, Ireland, and the United Kingdom from the late eighteenth century to the 1930s.
 
Contributors
B. Bodinier (Université de Rouen), M. de Fátima Brandão (Universidade do Porto), M. Casta (Université de Picardie Jules Verne), J. De Maeyer (kadoc - University of Leuven), X. Dusausoit (Centre Scolaire du Sacré-Coeur de Jette), J. Frith (capa International Education, London), G. Gregorini (Università Cattolica del Sacro Cuore, Brescia), M. Luddy (University of Warwick), C. Mangion (Birkbeck, University of London), J. Oliveira (Universidade do Porto), P.M. Perluss (Université Pierre Mendes France Grenoble), R. L. Philippart (ucl et Directeur de l'Office National du Tourisme du Grand-Duché de Luxembourg), G. Rocca (Dizionario Degli Istituti di Perfezione), B. Truchet (Professeur retraitée), M. Van Dijck (Flanders Heritage and UHasselt) and Fco. J. Fernández Roca (Pablo de Olavide University de Sevilla).


Van Dijck (M.), De Maeyer (J.), Tyssens (J.), Koppen (J.) (eds.). The Economics of Providence. Management, finances and patrimony of religious orders and congregations in Europe, 1773 - ca.1930 / L'économie de la Providence. Gestion, finances et patrimoine des ordres et congrégations en Europe, 1773 - ca.1930. Leuven, University Press (KADOC Studies on Religion, Culture and Society, 11), 2012, 384 p., € 45.   

vrijdag 21 september 2012

La Franc-Maçonnerie pour les nuls... illustrée

Op 4 oktober verschijnt de geïllustreerde editie van La Franc-Maçonnerie pour les Nuls, de Franse versie van Philippe Benhamou, gebaseerd op het oorspronkelijk Amerikaans manuscript van Chris Hodapp. Het gaat nu ook om een geactualiseerde versie.
Het opent misschien perspectieven voor de Nederlands/Vlaamse editie van ondergetekende.

maandag 17 september 2012

Recensie: De Begraafplaats van Praag

Het laatste boek van Umberto Eco, De Begraafplaats van Praag, verscheen in 2010 in het Italiaans, gevolgd door vele vertalingen - waaronder het Nederlands vorig jaar - wat in totaal goed is voor een paar miljoen verkochte exemplaren wereldwijd. De werken van de nu 80-jarige Eco, voormalig hoogleraar semiotiek en voordien onder andere verbonden aan de Universiteit van Bologna, zijn - wat je zou kunnen noemen - 'Dan Brown voor gevorderden'. Vergeet Dan Vinci Code, Angels and Demons en The Lost Symbol: wie echt over complottheorieën en cultuurgeschiedenis in romanvorm wil lezen is beter af met De Slinger van Foucault, De Naam van de Roos en nu dus Il cimitero di Praga. Eco vertelt een lang verhaal, dat in een kleine 500 pagina's het leven samen vat van Simone Simonini en de lezer meeneemt naar de tweede helft van de 19e eeuw. De opeenvolgende gebeurtenissen, waar Simonini getuige van is, behoren tot de meest ophefmakende van de eeuw: de eenmaking van Italië, de Commune van Parijs en de Dreyfus-affaire. Het boek biedt een geslaagde mix van historische feiten en fictie, opgehangen aan het verzonnen personage van Simonini. De nevenfiguren waren bestaande individuen, of werden daar ten minste toch op gebaseerd. In de meeste gevallen laat Eco zijn fantasie de vrije loop, zodat het predicaat 'gebaseerd op waargebeurde feiten' wel heel breed wordt. Of zie je het al gebeuren dat het hoofdpersonage ene Sigmund Froïd, een Oostenrijkse jood of een Duitse jood (volgens Simonini bestaat er geen verschil tussen) en arts, in een Parijse brasserie tegen komt, en die hem introduceert in de menselijke psyche? 
De vermenging van feiten en fictie werkt uitstekend: het boek is opgebouwd als een opvolging van dagboekfragmenten, al dan niet samengevat en becommentarieert door een externe 'verteller', waarvan het nooit duidelijk wordt om wie het eigenlijk gaat. Het dagboek start op 24 maart 1897, en de 67-jarige Simonini heeft kennelijk een dag uit zijn geheugen gewist. Om tot moment te kunnen terugkomen begint hij zijn leven van begin af aan te noteren, gekruid met een overvloed aan cynisme. Simonini is een mooi voorbeeld van een misantroop, die kennelijk zijn hele leven lang geen zier om zijn medemens heeft gegeven, noch om zijn familie, en zeker niet om zijn vrienden. Die heeft hij trouwens niet. Ook geen relatie, geen enkele seksuele interesse - en is daar nog best fier op ook - en eigenlijk geen interesse tout court voor iemand anders dan zichzelf. Een ding kan Simonini echter mateloos boeien: geld verdienen op onwettige wijze. Dat kan dan worden uitgegeven aan somptueuze maaltijden. Zo nu en dan biedt Eco letterlijk een blik in de 19e-eeuwse keuken met recepten die naar onze waarden vandaag op zijn minst bedenkelijk zouden zijn: te weinig afgekruid, onvoldoende rekening gehouden met de gaartijden en vooral mislukte cuisson. Simonini lijdt aan een dubbele persoonlijkheid, het gevolg van de gebeurtenissen van de vergeten dag. In het dagboek neemt met regelmaat ene abbé Dalla Piccola de pen over en beticht dan vaak Simonini van allerhande ontoelaatbaarheden. Dat op zijn beurt Simonini aan het adres van Dalla Piccola. Waarop Dalla Piccola van wederwoord dient. Enfin, best wel interessant zo een dubbele persoonlijkheid: je vindt altijd wel iemand om mee ruzie te maken. 
Met dit gegeven als vertrekpunt bouwt Eco aan een wervelende roman, die zich steeds op de tweesprong tussen fictie en werkelijkheid bevindt, en waarvan de lezer zich constant de vraag moet stellen op welk been hij nu weer door de auteur wordt gezet. Het verhaal wordt pas écht interessant als je enige notie hebt van de 19e eeuwse geschiedenis van Frankrijk en Italië, die in de roman bijzonder levendig wordt verteld. Eco beschrijft onder meer de Commune van Parijs in die mate, dat je jezelf gelukkig prijst hem zelf niet te hebben meegemaakt. Simonini ontmoet grote persoonlijkheden zoals Garibaldi, maar is evengoed - onrechtstreeks - betrokken bij de ontketening van de Dreyfus-affaire en ligt aan de bakermat van de Protocollen van de Wijzen van Zion. Dat boek werd op haar beurt mede door mafketel generaal Ludendorff na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland ingevoerd en bood Hitler en consoorten gefundenes Fressen voor het nazistisch wereldbeeld van het 'eeuwige jodendom'.
Eco vond zijn inspiratie voor Simonini trouwens in de literatuur rond het complotdenken, met joden, vrijmetselaars en anderen in de hoofdrol. Er heeft immers een echte kapitein Simonini bestaan: de man correspondeerde rond 1816 met abbé Barruel, die rond 1800 met Mémoires pour servir à l'histoire du jacobinisme de grote klassieker van het contrarevolutionair complotdenken had geschreven. In een tweeduizendtal pagina's stelde Barruel dat de Illuminati, samen met jacobijnen en een reeks andere 'geheime' en occulte genootschappen de Franse Revolutie van 1789 hadden veroorzaakt. Over een mogelijks joods aandeel in dit complot had Barruel het niet, en het was precies daarover dat Simonini hem een brief schreef. In Eco's roman is deze Simonini de grootvader van het hoofdpersonage. In werkelijkheid was de Simoninibrief één van de eerste aanzetten om tot het anti-joods complotdenken te komen, verder uitgewerkt door het - effectief bestaande - pamflet Het joods kerkhof van Praag. Zowat alles wat Eco aanhaalt - Biarritz, Dialogue aux enfers entre Machiavel et Montesquieu - hebben ook effectief bestaan en vormden de basis van de beruchte Protocollen.
Met deze roman toont Eco niet alleen zijn historische kennis, maar laat hij ook inderdaad blijken dat hij het belang van complotten en complotdenkers in de 19e-eeuwse samenleving ten volle heeft begrepen. Hij plaatst deze ook in de juiste context en geeft bijvoorbeeld ook een zeer accurate beschrijving van Léo Taxil als een derde rangs bedrieger. Eco illustreert dat je effectief maar een handvol mensen met verkoopstalent nodig hebt om de meest waanzinnige complottheorieën te construeren die, jaren later, nog steeds in het collectieve geheugen van de mensen ingekapseld zijn. Dat er binnen de oudere generatie nog steeds mensen het verhaal aanhalen van de vrijmetselaars die 'iets' met de duivel te maken hadden, is het beste voorbeeld van het langdurend effect van een complottheorie verzonnen door Taxil en co.
Kortom, Eco presenteert een best genietbaar boek met een zeker thrillergehalte dat de lezer vooral wil leiden naar de beschrijving van die ene dag, die om een of andere reden uit het geheugen van het hoofdpersonage is verdwenen. Wie echter minder thuis is in de materie kan in de loop van het verhaal wel zijn weg in de eruditie kwijt geraken.

Eco, Umberto. De Begraafplaats van Praag. Amsterdam, Prometheus, 2011, 496 p., € 12,50 bij proxis.