Alles over vrijmetselarij en genootschappen: geschiedenis, reviews, weblinks.

donderdag 17 december 2009

Ter Zake 14 december

Ter Zake zond enkele dagen geleden een reportage uit over vrijmetselarij, met interviews met RGLB-Grootmeester Peeters en Jean Paul Van Bendegem in het decor van de Koningsstraat. Volgens mij had de redactie nog enkele minuten over om de uitzending gevuld te krijgen en hebben dus maar voor een (populair) thema gekozen; je kon moeilijk de rest van het programma vullen met nog meer uitleg over de beruchte miniatuur van de dom van Milaan... Maar goed, mooi in beeld gebracht maar toch wel met een vrij bizarre en 'mysterieus' klinkende achtergrondmuziek.
Hier te bekijken.

dinsdag 8 december 2009

Casa do Maçom, Barretos, Brazilië

Terwijl we in eigen contreien al heel wat moeite moeten doen om achter anonieme gevels maçonnieke tempels te vinden lijkt dit elders voor minder problemen te zorgen. Chris Hodapp verwijst op zijn blog naar dit toch wel opmerkelijk gebouw aan de rand van het stadje Barretos, in de buurt van Sao Paulo in Brazilië. Via Google Earth te vinden op de coördinaten 20 34 45,51 zuid en 48 34 34,14 west. 

zondag 6 december 2009

Prescott on the move

Andrew Prescott, voormalig directeur van het Centre for Research into Freemasonry and Fraternalism van de Universiteit van Sheffield, verlaat zijn post als hoofdbibliothecaris aan de Universiteit van Lampeter in Wales. Vanaf januari wordt hij Director of Research Humanities Advanced Technology and Information Institute aan de Universiteit van Glasgow. Hierdoor gaat hij opnieuw meer tijd hebben om zich met het wetenschappelijk onderzoek naar vrijmetselarij bezig te houden.
Meer info over Prescott is hier te lezen. Samen met Stephen Bullock is het aan het woord tijdens een radio-uitzending van het programma 'Rear Vision' van 7 oktober 2009 op ABC (Australian Broadcasting Corporation). Hier te downloaden.  

zaterdag 5 december 2009

metselen met Supo

Supo.be is de multimediawebsite van de studenten journalistiek van de KHMechelen. De site zit echt wel knap en vrij professioneel in elkaar. Een tweetal weken geleden werd er een korte reportage gemaakt over vrijmetselarij in de marge van de nieuwe Dan Brown. Deze kan hier worden bekeken. Let vooral op de opmerkelijke passage van Hugo Coveliers.

vrijdag 4 december 2009

Congres RGLB 28 november

Op zaterdag 28 november organiseerde de Reguliere Grootloge van België het colloquium Woorden en tekens ter herkenning ter gelegenheid van haar dertigste verjaardag. Voor dit evenement werd aula Q van de Vrije Universiteit Brussel afgehuurd. Dit is een vrij grote zaal, die eigenlijk alleen maar gevuld geraakt bij academische openingszittingen, examens politieke geschiedenis van België en het Vrijzinnig Zangfeest (hoewel dit laatste momentum al lang niet meer de grote publiekstrekker van weleer is). Ondergetekende begaf zich bijgevolg met enig sceptisisme naar de VUB. Door persoonlijke redenen – lees: een wel erg gezellig feestje de avond voordien – geraakte deze pas tijdens de voormiddagkoffiepauze ter plekke. U kan zich de kleine schok indenken toen ik mij plots tussen ruim zeshonderd – z-e-s-h-o-n-d-e-r-d – koffiedrinkende congresgangers bevond. Volgens de, met recht en reden, erg euforische organisatie telde het publiek een vierhonderdtal leden en tweehonderd externen. Dat zijn cijfers waar anderen alleen maar van kunnen dromen. Als historici een congres organiseren en we hebben veertig-vijftig man is het al bijna feest. Benieuwd of wij met FREE volgend jaar december met ons congres over vrijmetselarij en Verlichting ook zoveel succes mogen boeken.

Ik moet er ook volledigheidshalve aan toevoegen dat de organisatie van dit RGLB-evenement vlekkeloos verliep. Nagenoeg perfecte timing, voldoende begeleiders (u weet wel: die mensen met het kaartje ‘organisatie’ aan het jasje bevestigd), simultaanvertaling, powerpointpresentaties, een prachtig geïllustreerde en uitgegeven gelegenheidspublicatie met de tableaux van de 45 RGLB-loges, en een gezellige aankleding van het podium. Bij mijn weten de eerste keer dat de sprekers van een sessie niet achter een tafel met dito kleed werden geplaatst maar in een luxueuze witte sofa.



De sprekers dan: ik heb professor Simonis (“Action and dialogue in Masonic ritual”) in de ochtend en P. Noël (“Mot et signes dans le contexte des hautes grades”) en P. Ringlet ("Spiritualité et imaginaire”), alsook welkoms- en afscheidswoord van de Grootmeester gemist. Ik diende de zaal vroegtijdig wegens naderende avondactiviteit te verlaten. Maar wat ik wel gehoord heb heeft mij zeer aangestaan. Jan Snoek (“The allusive method”) was een plezier om naar te luisteren. Snoek, die ik enige weken eerder nog in Canonbury heb ontmoet, belichtte dat teksten, net als symbolen, op een bepaalde manier kunnen worden geïnterpreteerd. Bijvoorbeeld: als A en B, en C en D, met elkaar ingesprek zijn over een bepaald thema – bijvoorbeeld: het weer – en B laat vallen “dat het regent”, dan weet C waarover het gaat. B en C zijn vrijmetselaar en “het regent” is een uitdrukking om aan te geven dat er profanen meeluisteren. A en D echter zijn geen vrijmetselaar en hebben totaal niet door dat B en C maçonnieke symboliek met elkaar uitwisselen. Max De Haan, voormalig (?) hoofdredacteur van het Nederlandse maçonnieke tijdschrift Thoth, analyseerde het werk van historicus Johan Huizinga (1872-1945), onsterfelijk met Herfsttij der Middeleeuwen. De Haan spitste zich vooral toe op Huizinga’s Homo Ludens. Het was misschien als toehoorder niet altijd evident de rode draad te volgen wanneer je desbetreffend werk niet echt kende.



Het gevaar van congressen met een copieuze maaltijd zoals hier van toepassing is dat het publiek tijdens de namiddagsessie zou kunnen indommelen. Geen betere zet dus dan een welbespraakt dominee op de zaal los te laten, in casu Guy Liagre (“Woorden, tekens en aanrakingen binnen religieuze en initatieke context”). In dit zeer goed en onderbouwd betoog haalde Liagre enkele voorbeelden uit de bijbel aan waarbij tekens en aanrakingen een belangrijke rol spelen, zoals bijvoorbeeld het ‘overgangsritueel’ van Jacob, die het eerstgeboorterecht van zijn oudere broer ontfrutselde, naar Israël. Irène Mainguy tenslotte, onder meer verbonden aan de bibliotheek van het Grootoosten van Frankrijk, benadrukte het belang van woorden en tekens als middelen tot kennisvergaring binnen de blauwe graden.


Ik hoop dat de acta van dit mooie congres snel worden gepubliceerd; nogmaals felicitaties voor de organisatie en ad multos annos.

donderdag 3 december 2009

recensie The Lost Symbol

Opgepast: in deze recensie zitten een aantal spoilers die het plezier voor diegenen die het boek nog niet hebben gelezen zou kunnen vergallen.

Zes jaar hebben we erop moeten wachten: enkele weken geleden werd ons geduld beloond toen de opvolger van De Da Vinci Code in de boekhandels verscheen. In 2003 veroorzaakte Amerikaans auteur Dan Brown (°1965) een kleine aardverschuiving in de charts door dit boek, dat ontelbare weken aan de top genoteerd stond, en waarvan vandaag wereldwijd zo een 80 miljoen exemplaren in 40 verschillende talen zijn verkocht. Een ietwat flauwe verfilming volgde spoedig. De Da Vinci Code heeft mislukte singer-songwriter Dan Brown niet alleen rijk en beroemd gemaakt maar hem ook in het middelpunt van allerhande controversies geplaatst. Kennelijk vond het Vaticaan het noodzakelijk in een persbericht mee te delen dat Jezus Christus nooit iets met Maria Magdalena heeft gehad, laat staan dat er een nageslacht uit is voortgekomen; dit was één van de kerngegevens uit het boek. Het was ook omwille van die passage’s dat Michael Baigent, Richard Leigh en Henry Lincoln, auteurs van Heilig Bloed en de Heilige Graal, Brown een proces aandeden wegens plagiaat. Het was immers in dat laatste, non-fictie boek dat de vermeende historie van de nazaten van Christus uit de doeken werd gedaan. Uiteindelijk werd Brown in het gelijk gesteld: hij had immers fictie geschreven, gebaseerd op non-fictie, zonder effectief te plagiëren. Afgezien hiervan was en is De Da Vinci Code een spannend boek, vol met kryptische verwijzingen die in de loop van het verhaal moeten worden ontcijferd, achtervolgingen, een herkenbare en wereldberoemde setting (het Louvre! Rosslynchapel!) booswichten en een storyline die balanceert tussen feiten en verzinsels. Je zou voor minder beginnen te denken dat Brown meer doet dan enkel een verhaal vertellen.

De verwachtingen voor de opvolger waren bijgevolg hooggespannen. In welk netelig web van intriges ging hoofdpersonage en Dan Brown’s alter ego Robert Langdon nu weer verzeild geraken? Brown zelf gaf aan dat de (Amerikaanse) vrijmetselarij het centrale gegeven zou worden en dat het boek The Solomon Key als titel meekreeg. Publicatie was gepland in de zomer van 2007. Enkel de verwijzing naar vrijmetselarij en de nieuwe Dan Brown was trouwens voor ondergetekende voldoende argument om voor Pearson de Nederlandse versie van Freemasons for dummies te maken. De lezer van The Solomon Key zou bijgevolg meteen hiernaar kunnen grijpen om de waarheid over die maçons te kunnen lezen. Maar helaas! Net zoals Harvard professor in symbolenleer Langdon zijn manuscripten nooit voor de dead line bij zijn uitgever kan indienen, zo wachtte Dan Brown nog eens twee jaar alvorens het boek, nu met als titel The Lost Symbol, op het publiek werd losgelaten. Op 15 september 2009 (15+9+9=33; heeft u hem?), dag van de lancering, gingen al een miljoen exemplaren de deur uit. En was het de moeite waard om zo lang te wachten?

Zonder de plot in details te verraden moet uw dienaar toch bekennen zich aan te sluiten bij de meerderheid van de critici en recensenten: het boek is leuk, aardig, intrigerend, met soms enkele spannende passages maar niet meer dan dat. Dan Brown is geen echte intellectueel. Zijn research lijkt voornamelijk op pseudo-wetenschappelijke of wetenschapspopulariserende literatuur, vol met anekdotes, te komen. De colleges die Langdon en Smithsoniandirecteur Peter Salomon in de loop van het boek geven lijken mij eerder van secundair onderwijsniveau te zijn dan echt universitair, laat staan Harvard. Brown verwijst bijvoorbeeld ook een keertje naar La Divina Commedia van Dante maar uit niets blijkt dat hij dat boek zelf ook wel gelezen heeft. Je hebt als lezer ook niet de indruk dat je bezig bent met De slinger van Foucault van Umberto Eco, om maar iets te zeggen.

Brown is eigenlijk ook geen groot schrijver: zijn dialogen lijken zo uit een Hollywoodblockbuster te komen (“What the hell”, “What the hell is going on” en “What the...” komen maar liefst 24 keer voor), de personages missen diepgang (wat weet je als lezer nu eigenlijk over Office of Security-directeur Inoue Sato, een niet onbelangrijk personage), de geloofwaardigheid is vaak zoek (dat Langdon diezelfde Sato zo gemakkelijk van zijn verhaal kan overtuigen bijvoorbeeld) en door flashbacks en een gefragmenteerde vertelling wordt de vaart in dit boek, dat met 500 pagina’s in Nederlandse vertaling veel te lang is, onderuit gehaald. Bovendien hebben dit allemaal al eens in De Da Vinci Code gelezen: Robert Langdon die tegen zijn zin in een levensgevaarlijk avontuur terecht komt, het ontcijferen van codes die tot andere codes leiden – met als einddoel de vindplaats van een verborgen ‘schat’, de schurk van dienst die op de ‘verkeerde plek’ wordt geëlimineerd (terwijl hijzelf er natuurlijk van overtuigd is dat hij zich wél op de juiste vindplek van de ‘schat’ bevindt) en waardoor Brown de lezer in alle rust kan meenemen naar de feitelijke finale. Hier in casu de trappen van het Washingtonmonument. Ik blijf het vrij bizar vinden dat a) Robert Langdon als dé grote symbolenspecialist een aantal evidenties niet meteen beseft. Het was nogal wiedes dat het Washingtonmonument, met zijn connotaties naar de vrijmetselarij (niemand soms de Egyptische symboliek van een 169 meter hoge obelisk opgemerkt, nee?), wel degelijk in het boek aan bod moest komen. Alle andere en evidente opties, zoals het Masonic Memorial in Alexandria, de Shrinerstempel en de hoofdzetel van de Schotse Ritus – Zuidelijke Jurisdictie waren al afgevallen. Veel blijft er in Washington DC natuurlijk niet meer over. Het is ook nogal ongeloofwaardig dat b) Robert Langdon in het midden van de nacht, na zelf bijna het loodje te hebben gelegd, een sight seeing krijgt aangeboden van Peter Salomon, die ook haast het zelfde lot was beschoren, een dag eerder zijn hand was kwijtgeraakt en met zowat alle trauma’s uit zijn hele leven in vijf minuten tijd werd geconfronteerd en eigenlijk half dood in een ziekenhuisbed zou moeten liggen. Uiteindelijk is de algehele geloofwaardigheid de achillespees van The Lost Symbol. Als vrijzinnige zou je jezelf nog enigszins kunnen verkneukelen aan het Jezus-en-Maria-Magdalenaverhaal van Da Vinci Code en, met een beetje goede wil, er zelfs enige oprechtheid aan kunnen hechten. Maar om in alle eerlijkheid te verkondigen dat een aantal nitwits die aan ‘noëtische wetenschappen’ doen even grote pioniers zouden zijn als Newton en Einstein krijg je niet verkocht. Toch zeker niet aan een ernstig Harvardprofessor als Langton die zich best bij SKEPP zou aansluiten. Kort samengevat is ‘noetic science’ een mengeling van wetenschap en meditatie; een beetje zoals The Force uit Star Wars. Herinnert u zich Luke Skywalker die in The Empire strikes back door telekinetische kracht een sterrenjager uit het moeras laat opduiken? Dát moet zo ongeveer door de ‘noëten’ wetenschappelijk te verklaren zijn.

De vrijmetselarij komt hier zeer positief naar voren. Brown gaf zelf toe dat hij zijn boek als een soort van oefening zag om hulde te brengen aan de maçonnieke broederschap. In de Verenigde Staten, waar de maçonnerie op een absoluut dieptepunt is qua ledenaantallen, zullen dat zeker graag horen. Maar het gaat in dit boek (haast vanzelfsprekend) enkel over de Amerikaanse vrijmetselarij, die in filosofie en praktijk toch enkele serieuze verschillen met de continentale Europese heeft. Zo gaat Brown er al te zeer van uit dat de hogere graden automatisch op de blauwe volgen. Door een realistische weergave van de inwijdings- en bevorderingsrituelen stelt hij – en samen met hem, zowat alle personages uit het boek – dat de buitenwereld deze sowieso als satanisch, occult, samenzwererig en ander minder fraais gaat interpreteren. Brown veronderstelt dus dat de buitenwereld ofwel nog nooit van vrijmetselarij heeft gehoord ofwel daar automatisch een negatieve connotatie aan verbindt. Maar het maçonnieke geheim, dat in The Lost Symbol ten onrechte met het bewaren van de ‘Oude Mysteriën’ wordt gelinkt (het blijft fictie, nietwaar), bestaat in de Verenigde Staten niet echt. Terwijl je hier al heel wat moeite moet doen om het adres van een plaatselijke loge te vinden, laat staan haar verantwoordelijken en zeker haar agenda, lijken deze zaken aan de andere kant van de plas soms letterlijk uit het straatbeeld af te lezen. Ik heb ooit zelfs baseballpetjes onder ogen gekregen met een passer en winkelhaak erop (en een letter G in het midden) met daarbij het opschrift “Proud to be a Mason”. Afgedankte tempels worden als dusdanig op de immobiliënmarkt gezet. Reclamespots worden op tv uitgezonden om nieuwe leden aan te lokken. En dan zwijgen we nog maar over de weergave van vrijmetselarij in de Amerikaanse popcultuur, van National Treasure tot The Simpsons. De bewering in The Lost Symbol dat de ‘onthulling’ van rituelen en namen van leden een wereldwijde anti-Amerikaanse hetze zal doen lostbarsten is niet alleen erg overdreven; het is ook belachelijk.

Samengevat: is The Lost Symbol een goed boek of niet? Het is in ieder geval geen uitschieter. Zeker niet slecht, indien hij wordt gelezen alsof je naar Revenge of The Fallen of Star Trek aan het kijken bent: verstand op nul dus. Vooral de nieuwsgierigheid van de lezer wordt geprikkeld: je weet immers in grote lijnen hoe het zal aflopen (Robert Langdon die het loodje zal leggen: welnee! De daadwerkelijke ontdekking van de Oude Mysteriën: welnee! De snoodaard van dienst die op een gepaste doch pijnlijke manier aan zijn einde komt: natuurlijk!) maar je wil vooral weten hoe dat alles uiteindelijk in zijn plooien zal vallen. Dat is nog iets anders dan een echt spannend en nagelbijtend verhaal vertellen.