Op verzoek van de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging recenseerde ik het verzamelwerk van Jurgen Slembrouck, dat toch al anderhalf jaar geleden verscheen. Mijn recensie staat op de webpagina van H-VV (ga in de menubalk naar aanbod en vervolgens kritisch lezen). Ik neem de tekst ook hieronder op. In het hele boek komt trouwens geen enkele keer het woord 'vrijmetselarij' voor.
In 2008 werd in het Verenigd Koninkrijk de aftrap gegeven voor wat niet veel later ‘The Atheist Bus Campaign’ zou worden. Zich ergerend aan religieuze slogans op bussen werd door een Britse journaliste voldoende geld ingezameld om, gedurende een aantal weken in 2009, een paar honderd bussen te laten rondrijden met de tekst ‘There’s probably no god. Now stop worrying and enjoy your life.’ De campagne kreeg navolging in andere landen, zoals de Verenigde Staten en Italië, maar niet onmiddellijk in België. Omdat De Lijn geen levensbeschouwelijke slogans toelaat op haar bussen, kon er van Vlaamse variant geen sprake zijn. Wel werd de slogan ‘Er is waarschijnlijk geen god. Durf te denken en geniet van het leven’
aangewend voor een plakactie en een website en op facebook en Twitter. De
Atheïsmecampagne lijkt echter een stille dood te sterven. De facebookpagina
wordt nog wel regelmatig aangevuld, maar de website – www.erisgeengod.be – bestaat niet
langer.
Het
voorliggend boek Voorbij het atheïsme,
onder redactie van moreel consulent en auteur Jurgen Slembrouck, is nog volledig
in de lijn van de Atheïsmecampagne. Dit is niet alleen op te merken aan cover
en layout van dit verzamelwerk. De tien bijdragen, samengebracht door de
Vrijzinnige Dienst van de Universiteit Antwerpen, staan stil bij het
maatschappelijk belang van atheïsme in de hedendaagse samenleving. In zekere
mate zou de Atheïsmecampagne als een uiting van ‘new atheism’ kunnen worden
beschouwd. In navolging van de oorspronkelijke Britse campagne pleitten onder
meer Richard Dawkins en Christopher Hitchens voor een militanter atheïsme, dat
zich strijdvaardig diende op te stellen tegen alle vormen van geloof. Op het
continent sluit Herman Philipse zich hierbij aan. In de kern wil ‘new atheism’
de muren slopen tussen wetenschappelijke kennis en religie. De stelling, dat
beiden op hun eigen domein actief zijn en waarbij zij elkaar in hun eigen
waardigheid laten, is niet langer houdbaar. De wetenschapper heeft bijgevolg de
opdracht om de godshypothese te bestrijden. Het is immers via de
wetenschappelijke methode dat inzicht in de werkelijkheid kan worden verschaft.
Omgekeerd geldt ook: vanuit religieuze invalshoek ligt de wetenschap – en in
het verlengde daarvan de hele lekensamenleving – al langer onder druk. In welke
mate de globalisering van informatieoverdracht hierin een rol speelt is voer
voor discussie.
In
werkelijkheid is er maar weinig ‘nieuw’ aan ‘new atheism’. In zekere mate wordt
daarmee teruggekeerd naar de wortels waarbij het in acht nemen van ‘god’ per
definitie het wetenschappelijk discours doet verlaten. Dat is een van de
conclusies die Jef Van Bellingen maakt in zijn bijdrage over de geschiedenis
van het atheïsme. Het artikel maakt duidelijk dat atheïsme, vanuit historisch
en wijsgerig oogpunt, moet worden bekeken als een reactie op religieuze
praktijken, waarbij het godsprincipe op zich nog niet onmiddellijk wordt
verworpen. Dat zal pas vanaf de 16e eeuw gebeuren, en geraakt niet
toevallig in stroomversnelling dank zij de ontwikkeling van wetenschappelijke
onderzoeksmethoden en kennis. Maar toch is het geen sinecure om aan de grote
denkers en wetenschappers uit die tijd het label van atheïst toe te kennen.
Spinoza bijvoorbeeld. Uit het artikel van Tinneke Beeckman – die zich trouwens
de laatste tijd tot grote Spinoza-specialiste heeft laten kennen – blijkt dat
de man in zijn eigen tijd als een gevaarlijk atheïst werd beschouwd. Naar
actuele maatstaven zouden we Spinoza eerder als een ‘atheïstisch doetje’ kunnen
beschouwen, maar die wel zijn schouders onder de prinicipes van het vrije
denken plaatste. Jean Paul Van Bendegem vervolgt met zijn eigen filosofische en
intellectuele beschouwingen, en daarmee eerder een patchwork van gedachten en
woordspelingen aflevert dan een echt omlijnd en onderbouwd artikel. Het
contrast met de bijlage van Ludo Abicht kan niet groter zijn. Abicht tracht het
atheïsme wijsgerig en historisch te verklaren aan de hand van de heftige
reactie van zowel kerkelijk als burgerlijk gezag tegen de Verlichting. Zodoende
hadden zelfs de gematigde aanhangers van de Verlichting weinig andere keuze dan
zich antiklerikaal op te stellen. Drie eeuwen later heeft de Westeuropese
samenleving – in se gelaïciseerd – de opdracht doeltreffende antwoorden op
levensvragen te vinden nu de godsdiensten daar niet meer in slagen zonder dat
hierbij agressie wordt aangewend. Kortom, een positief atheïsme – en daaruit
volgend een spiritueel atheïsme of een atheïstische spiritualiteit – kan een
oplossing bieden. Agressie en geweld vanuit religieuze motivatie worden door
Paul Cliteur vervolgens aangesneden. De auteur van dit artikel stelt zich
vooral de vraag in welke mate religieus extremisme en terrorisme louter door
godsdienstbeleving kunnen worden begrepen. Ook hiertegen kan een strijdvaardig
atheïsme weerwerk bieden, aldus Dirk Verhofstadt. ‘Omdat god bestaat is alles toegestaan,’ schreef Dostojevski al.
Dit godsbesef is echter gebaseerd op misvattingen en gebrek aan historiciteit.
In combinatie met ongelukkige en soms misdadige handelingen van individuen en
instituten, gebaseerd op christelijke of islamitsche wereldvisies, is ook een
verdere inperking van de rechten van homoseksuelen, vrouwen en religieuze minderheden
in de komende tijd te verwachten. Verhofstadt citeert hierbij Michel Onfray,
Nahed Selim en Michelle Goldberg. De auteur pleit voor een herwaardering van de
neutrale rol van de overheid, van de vrijheid van meningsuiting en het inperken
van instellingen die zichzelf op moreel vlak boven de wet stellen. Patrick Loobuyck vult aan dat niet zomaar alle religies en ideologieën in een seculiere
samenleving moeten worden getolereerd. Religie moet op de eerste plaats voor
zichzelf de godsdienstvrijheid erkennen en de ruimte laten voor intern debat,
alsook de staatkundige principes, gebaseerd op vrijheid en gelijkheid,
erkennen. De atheïst moet intelligent met deze uitdagingen omgaan.
Samengevat
kan dit verzamelwerk als interessante en erudiete lectuur over atheïsme worden
beschouwd. De opbouw is jammer genoeg niet altijd even logisch: zo loopt het
artikel van Bart Coenen en Joachim Pas over de Atheïsmecampagne een beetje
verloren, en biedt het afsluitend verslag van de voordracht van Herman Philipse
in Antwerpen in maart 2011 geen meerwaarde. Het boek mist eigenlijk ook wel een
algemene probleemstelling. Het is daarom niet altijd duidelijk wat het
verzamelwerk precies wil aantonen, behalve dan dat atheïsme op verschillende
manieren kan worden benaderd. De lezer wel komt tot inzicht dat het atheïsme, zoals
het hier wordt gepresenteerd, voor een hele reeks van kansen en uitdagingen
staat. Wat nu precies het verschil of de gelijkenis met het
vrijzinnig-humanisme is wordt niet toegelicht. De nadruk ligt ook iets te veel
op ‘atheïsme’, ook in de woordkeuze, waardoor ‘humanisme’ niet echt aan bod
komt. In welke mate bijvoorbeeld de georganiseerde vrijzinnigheid in dit land
een bijdrage kan leveren aan het ‘nieuw atheïsme’ blijft ook in het ongewisse.
En is dat trouwens opportuun of realistisch?
Jurgen
Slembrouck (red.). Voorbij het atheïsme?
Over de relatie tussen atheïsme en humanisme. Antwerpen, UPA,2011, 187 p, € 17,00. Onder meer te bestellen bij ASP.
Met
bijdragen van Jurgen Slembrouck, Jef Van Bellingen, Tinneke Beeckman, Bart Coenen
en Joachim Pas, Jean Paul Van Bendegem, Ludo Abicht, Paul Cliteur, Dirk
Verhofstadt, Patrick Loobuyck en Herman Philipse.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten