Vijfde en laatste bericht over de International Conference on the History of Freemasonry. Een zeer vol programma (met vooraf aangekondigde verontschuldigingen kwamen we nog aan 73 sprekers), verdeeld over 24 sessies, 5 plenary lectures en drie dagen. Je moet dus keuzes maken. Laten we eens zien wat mij allemaal is bijgebleven.
Vrijdag 25 mei: het congres opent met de Nederlander Jan Snoeck, professor in Heidelberg, over de stand van het wetenschappelijk onderzoek naar vrijmetselarij. Hij vermeldde de grote namen, maar fixeerde zich vooral op de angelsaksische wereld. Het was soms tenenkrullend dat de Franse inbreng, met uitzondering van Chevallier, niet werd vernoemd. Ook Bartier, die vanuit de ULB al vanaf de jaren '60 vrijmetselarij als historicus bekeek, bleef buiten beschouwing. De meningen over de kwaliteit van deze voordracht waren dan ook verdeeld. Nadien heb ik de voormiddagsessie overgeslagen. Ik heb een stadswandelingetje gemaakt, wat mij de gelegenheid bood betere foto's te nemen dan de dag voordien. In de namiddag sloot ik mij aan bij sessie 6: American contacts en connections. Eerste spreker Raymond C. Vaughan over de Morgan-affaire. Verhaal simpel samengevat: Morgan verdwijnt in de jaren 1820 en vrijmetselaars worden ervan beschuldigd er voor iets tussen te zitten. Veel nieuwe info was hier niet uit te halen. Nadien had ik een gesprekje met de spreker, waaruit duidelijk bleek dat hij als amateur-historicus (!) nauwelijks op de hoogte was van de Amerikaanse Antimasonic Party, die in de nasleep van de Morgan-affaire ontstond. Na Vaughan volgde Pierre Besses over Albert Pike en symbolisme. Ook hier maar weinig nieuws onder de zon. De discussie ging achteraf over het al dan niet betrokken zijn van Pike bij de Klu-Klux-Klan. Pff... De derde spreker over Mexicaanse vrijmetselarij had zijn kat gestuurd. Meer tijd voor een nodige kop koffie dus. De anderen in een andere zaal hadden ook niet veel geluk: een lezing over een bezoek van Desaguliers van 1 dag (!) aan Edinburgh was een klucht omdat het enkel vertelde wat Desaguliers die dag uitspookte: waar hij zijn sigaren haalde, of hij een soevenirtje kocht en dergelijke. Gelukkig leverde sessie 8 (Freemasonry and fraternalism) de nodige kwaliteit waar we op zoek naar waren. Het waren vooral sprekers Bob James en Dan Weinbren die daarvoor instonden. De eerste bouwde vanuit een historiografisch oogpunt verder op Snoeck, maar dan veel geconcentreerder en stelde ook concrete vragen zoals: als het verhaal van de overgang van operatieve naar speculatieve vrijmetselarij niet helemaal waterdicht is, waar sta je dan als historicus? De tweede belichtte twee Engelse werkplaatsen die uit broeders met zeer verschillende achtergronden waren samengesteld en wat voor gevolgen dit had voor wat hij de "fictieve broederschap" noemde. Derde en laatste spreker in de sessie was van een ander kaliber. De Braziliaan William Carvalho zorgde voor het komisch hoogtepunt van het congres. Hij behandelde de handelingen van de vrijmetselarij in de totstandkoming van de republiek op een zeer ernstige wijze, wat enigszins verstoord werd door zijn grappig accent, zijn sprekende gelijkenis met Omar Shariff en zijn boude uitspraken zoals "They were all hanged, except this one: he was shot to death". Wel interessant om iets over Braziliaanse maçonnerie te weten te komen, waar ik nauwelijks van op de hoogte ben. De dag werd besloten door Margareth Jacob.
Zaterdag 26 mei: Derde plenary lecture met Ferrer Benimeli. Dan sessie 10: Freemasonry in the early 18th century. Malcolm Davis behandelde een maçonniek geïnspireerde opera, een toneelstuk en een cantate. Zeer interessante cases, waarvan de partituren spijtig genoeg volledig gereconstrueerd moeten worden. Roger Dachez zou volgen, ware hij niet afwezig. Dan maar over naar de jonge Hongaar Róbert Péter, die de 18e-eeuwse Engelse loges vergeleek met religie. Er waren op het eerste zicht zoveel parallellen, dat er moeilijk een onderscheid kon worden gemaakt. Enige diepgaande analyse echter maakte duidelijk dat dit vergelijk in feite niet kon opgaan. Vóór de lunch nog de vierde plenary lecture door David Stevenson. Een zeer goed spreker met een mooi timbre. Hij vertrok van de vaststelling dat de Schotse vrijmetselarij in rechte lijn afstamt van de oude steenbewerkers, en dat er meerdere maçonnieke invloeden zijn op te merken in de totstandkoming van de eerste vakbonden. Sessie 14 (freemasonry and secularism) werd door Rik Röttger geopend over Belgische vrijmetselaars, liberalen en antikatholieken en hun handelen in die trend. Het was jammer dat mijn eigen voordracht daar niet op kon aansluiten: ik verkondigde immers de katholieke kant van het verhaal. Pierre Mollier, bibliothecaris van het GODF, behandelde de correspondentie tussen de Schotse Grootloge en het GODF ten tijde van de schrapping van de Opperbouwmeester door deze Franse obediëntie. Mollier kan als spreker zijn publiek echt boeien; dit is iets wat niet van alle sprekers op dit congres kon worden gezegd. In feite waren er maar weinig overeenkomsten tussen het thema van de eerste en de tweede spreker in deze sessie. Ik heb zo mijn bedenkingen over de samenstelling van al die sessies: de titel is vaak niet de juiste vlag die alle ladingen moet dekken. Dat in extremis nog Allison Ramsay over vrijmetselarij in Barbados werd toegevoegd vind ik maar bedenkelijk. Het was een lezing van enig niveau, maar wat deed die daar? De daaropvolgende sessie heb ik gelaten voor wat ze was: ik moest mijn eigen voordracht nog voorbereiden.
Zondag 27 mei: terwijl de eerste twee dagen nog nette pakken en hier en daar een kilt de maatstaf waren gaf de zondagvoormiddag een meer ontspannen indruk. De rek was er bij het 200-koppig publiek uit aan het geraken. Was deze laatste dag nog de moeite? Ja en nee. Sessie 20, Death and the mason, had bij mij hoge verwachtingen opgeworpen. Dit was echter het dieptepunt van het congres. De inhoud van de eerste spreker, Marie Mulvey-Roberts, ben ik zelfs volledig vergeten; Ian Robertson had het meer over de occulte symbolen in de Rosslyn Chapel (mijn kortstondige intenties om de nabijgelegen kapel eens met een bezoekje te verblijden werden hierdoor meteen de grond ingeboord); en Ronnie Scott, gedoctoreerd over de maçonnieke invloeden in het kerkhof van Glasgow, bakte er helemaal niets van. Volgens hem was zowat alles aan dit kerkhof maçonniek. Het grondplan leek wel heel erg veel op een Amerikaans logetapijt (!) en behoorlijk wat grafmonumenten hadden, zij het wel verhuld, maçonnieke symbolen. Wat een onzin! Voor de rest van de dag zagen we, met een beetje goede wil, overal maçonnieke symbolen in het straatbeeld. Drie bollen op een verkeerslicht? Daar heb je het al! Een eigenaardige kroonluchter in het museum? Voilà! Edinburgh gebouwd tussen heuvel? Kan het nog duidelijker! Mijn conclusie van deze sessie: zever in pakskens. Nadien was het wel de beurt aan mijzelf. Floor Meyer mocht mij vooraf gaan over de Amsterdamse pers. Door mijn zenuwen heb ik er nauwelijks iets van opgevangen. Ik heb haar paper op computer staan, zo kan ik hem nog rustig nalezen. Dat Andrew Prescott bij mijn aankondiging bijna van het podium donderde (hij vertelde tegen Floor de intussen legendarische woorden: "that was quite embarrassing") deed mij enige dingen toch wel relativeren. Ikzelf was vrij tevreden van mijn lecture. Het congres werd afgesloten door de vijfde plenary met James Stevens Curl over maçonnieke tuinen en bouwstijlen. Veel info over tuinen en bouwstijlen, minder over de maçonnerie erin.
Na afloop was de organisatie bijzonder tevreden, in die mate dat er meteen werd opgeroepen om in 2009 een tweede congres in Edinburgh te houden. Maar dat konden we al in onze brochures lezen. Wel werd er meteen een tussentijdse bijeenkomst, volgend jaar, in Sheffield aangekondigd. Nu hebben we daar toch wel onze twijfels over. Als dat weer zo een congres is zonder afgebakend thema, met ernstige kwaliteitsverschillen tussen zowel de sprekers als de voordrachten, pas ik daar wel voor. Gezien de aard van de voordrachten zou het perfect mogelijk geweest zijn de grootst mogelijke onzin te verkondigen zonder dat iemand het zou door hebben. En sommigen hebben dat effectief gedaan.
Volgens de laatste berichten willen ze de teksten van dit congres zeker publiceren. Maar hoe? Het zou wel een zeer dik boek worden. En ik vraag me af of het wel een goed idee is om die verschillende niveau's in één document samen te brengen.
Eindconclusies: een interessant en leerrijk congres, dat wel. Maar ik hoop dat het organiserend comité een ernstige evaluatie kan houden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten