Alles over vrijmetselarij en genootschappen: geschiedenis, reviews, weblinks.
zaterdag 2 juni 2007
ICHF 2007 (3)
Het aangename aan ernstige, wetenschappelijke bijeenkomsten is dat de zogeheten “naschoolse activiteiten” altijd in zeer ontspannen en uitermate niet-ernstige sfeer plaatsvinden. In Edinburgh was dat niet anders. De organisatie was terecht van mening dat, na afloop van elke conferentiedag, sprekere en publiek op een verzetje mochten worden getrakteerd. Op dat vlak kan je vrijmetselaars best iets aanbieden wat in het verlengde ligt van de logezittingen: drank, eten en gezelligheid. Zodoende mocht de eerste dag worden afgesloten met een wijn- en hapjesreceptie, de derde dag met een warme maaltijd, te weten “vidée” met rijst, en de tweede dag met een heus gala-banket. De Toon Hermans in mij kwam spontaan tot leven toen ik die aankondiging in het conferentieprogramma terugvond. Twee dingen vielen mij daarbij op. Een: het was “black tie preferred”. Ik kan u verzekeren dat een reis van Affligem naar Edinburgh, waar mijn veel te volle koffer van trein naar bus naar terminal naar vliegtuig naar trein, via een wandeling door het centrum van Glasgow naar een andere trein naar een taxi werd gesleept, om uiteindelijk in mijn hotelkamer te belanden, allesbehalve bevorderlijk is voor het kreukvrij houden van een smokinghemd. Met andere woorden: het zag er niet uit. Ik trok het aan en het leek alsof ik het feestje al beleefd had vóór dat ik één voet uit de kamer had gezet. Bij nader inzien kon er ook van een “smetteloos wit” hemd geen sprake meer zijn. Sommige dingen in mijn kleerkast hebben de houdbaarheidsdatum overschreden. Als volleerd “partygoer” had ik gelukkig een reservekostuum meegebracht, inclusief mijn trouwschoenen, ruitjeshemd en hemelsblauwe das. Effectief met een “zwarte das” op het gala verschijnen zou mijn naam in maconologische middens tot in het eeuwige oosten belachelijk hebben gemaakt. Twee: aansluitend op het gala zou er een “ceilidh” volgen. Volgens de barkeeper van het hotel stelde dit traditionele Schotse dansen voor. Groot probleem natuurlijk voor een publiek dat voor de overgrote meerderheid uit mannen bestaat. En dan stelde ik mij nog geen vragen over wat die Schotse dansen nu juist inhielden. Maar goed, de beau-monde van het congres verzamelde zich voor het gala in het Royal Museum. Gelukkig waren er nog andere heren, die net als mijzelf, in een – ahum - buitengewoon smaakvol pak op het ontvangst verschenen. In het ergste geval zouden ze van mij nog kunnen zeggen “dat ik maar een profaan was”. Glazen australische schuimwijn werden aan ons als “champagne” aangeboden. Dit zou al voldoende zijn voor iedere rechtgeaarde Fransman om stante pede het vliegtuig naar het continent te nemen. Maar er waren geen Fransen aanwezig. Op dat ogenblik vond ik dat nog eigenaardig. Later zou alles duidelijk worden. Het aperitief mocht worden genuttigd tussen de vitrinekasten met allerhande artifacten uit het dagelijks leven van de 17e eeuw tot heden. Die lage vitrinekasten waren ook heel handig om je glas op kwijt te geraken. Het diner zelf vond gelukkig in het atrium van het Royal Museum plaats, tussen de siervijvers waar ons menu – helaas – niet in rondzwemde. Dat menu was samengesteld uit zeer wollig Engels, en verbloemde wat wij op ons bord zouden krijgen. Mijn schoonmoeder heeft jaren geleden een feestje georganiseerd met “gepresileerde aardnoten” op de kaart, wat in werkelijkheid gewoon koude patatten met peterselie waren. We hadden min of meer met hetzelfde te maken. De samenstelling van de soep viel, met uitzondering van de broodkorstjes, niet meer te achterhalen; volgens onze Zweedse tafelgenoot Andreas Önnersfors ging het om bliksoep. Ik heb niet de neiging hem tegen te spreken. De hoofdschotel was, oneerbiedig uitgedrukt, een ordinaire kiekenfilet met twee dikke plakken gekookte courgette met daartussen wat verlepte snippers rode ajuin. De Spaanse wijn was het equivalent van Heineken: geen smaak dus. Nochtans was het etiket veelbelovend: een sterke en karaktervolle wijn, net zoals Spanje. Het Spanje van Benidorm, ja! Het dessert pretendeerde een crême brulée te zijn, maar was gewoon pudding. Het enige gebruleerde waren de koekjes, die volgens mij de ruwe steen voorstelden. En dan kwam het summum van het diner, op het menu aangekondigd als “fresh filter koffee” (echt waar!). Geen wonder dat de voltallige Franse delegatie zich op dat moment zat te verkneukelen aan een écht maal. We hebben er een moment aan gedacht om een fish-and-chipskraam te overvallen, maar werden door de ceilidh van dit snode plan afgelopen. Die ceilidh was inderdaad traditioneel Schots gedans, op muziek in de aard van “I’m into folk”, waarbij “funny men (with funny handshakes) made funny jumps”. Het gerinkel van de rammelende regalia – meer dan één vrijmetselaar had zijn smoking getooid met passers en winkelhaken (één van hen noemde ik al de “goldmason”) – bij al dat gespring en geslinger overstemde bijna de muziek. Jan Snoeck, professor in Heidelberg en running mate voor de leerstoel in Sheffield, werd in het danstumult ei zo na in het decor gekatapulteerd. Op dat ogenblik ben je geneigd naar de bar te lopen, ware het niet dat die vrekkige Schotten geld vroegen voor alle bijkomende consumpties. Meer dan één fles werd zodoende op onrechtmatige wijze van tafel verwisseld.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten