Alles over vrijmetselarij en genootschappen: geschiedenis, reviews, weblinks.

dinsdag 4 juni 2013

Recensie De Kinderen van Hiram

Twee jaar geleden verscheen de herziene en uitgebreide editie van De Kinderen van Hiram van Andries Van den Abeele. De totstandkoming van de oorspronkelijke editie in 1991 had heel wat voeten in de aarde: in de onmogelijkheid om een bereidwillige uitgever te vinden bracht de auteur het werk in eigen beheer uit, weliswaar onder de vleugels van Roularta Books. Het boek bleek in een instant bestseller. De publieke aandacht voor het boek had misschien niet zo zeer te maken met de historie van de vrijmetselarij, of de interne werking van de loges - waar Van den Abeele uitvoerig aandacht aan besteedde - maar wel met de reeks van bekende en minder bekende namen die in de loop van de tekst als vrijmetselaar werden onthuld. Niet iedereen was daar even gelukkig mee. Sommige geciteerden vroegen formeel om hun naam uit latere herdrukken te laten verwijderen, anderen dreigden met juridische stappen. Zo ver kwam het, in dat laatste geval, echter nooit. In feite zette De Kinderen van Hiram de weg verder die, einde jaren '60, door pater Dierickx in Vrijmetselarij, de grote onbekende, werd ingezet, en tot welke invalshoek ook de boeken van Michel Huysseune (Vrijmetselarij: mythe en realiteit, 1988) en van mezelf in thuis hoorden. In deze werken zijn het telkens niet-vrijmetselaars die een objectief en onbevooroordeeld beeld van werking en doelstellingen van de vrijmetselarij proberen te schetsen. 
Van den Abeele was als CVP-politicus een aantal jaren schepen van financiën en stadsvernieuwing van Brugge, en is vandaag nog steeds het sprekend geweten van het Brugs erfgoed. Van den Abeele beschikt daarnaast over een indrukwekkende bibliografie: op zijn website staan de meeste van zijn publicaties opgelijst. Het merendeel van deze studies centreert zich rond Brugge als thema. De vrijmetselarij treedt eerder occasioneel op de voorgrond: einde jaren 1980 schreef hij - naar academische normen meer dan degelijke - een geschiedenis van de 18e-eeuwse Brugse vrijmetselarij, met de morele steun van Hugo De Schampheleire en Fernand Borné. Dit zijn twee namen die in de studie van de vrijmetselarij zeker niet onbekend zijn; het was bijvoorbeeld Borné die nog met de jonge Els Witte tal van brieven, nota's en andere interne maçonnieke documenten uit de Belgische geschiedenis tot medio jaren 1850 in boekvorm uitgaf. 
Het was op basis van de vergaarde kennis en contacten dat enkele jaren later
Cover van de 1991-uitgave
De Kinderen van Hiram volgde. De baanbrekendheid van dit boek bestond er in  - als we even Dierickx buiten beschouwing laten - dat het grote publiek voor het eerst een erg uitvoerige introductie tot vrijmetselarij kreeg, en nota bene geschreven door een externe (hoewel ik uit goede bron weet dat er in de familie van de auteur wel een lid is).Tot dan toe waren vergelijkbare geschiedkundige werken enkel maar vanuit maçonnieke hand geschreven, en enkel door ingewijden te raadplegen. Ook het (niet-maçonniek) wetenschappelijk onderzoek stond op dat moment nog in de kinderschoenen, zeker wat Vlaanderen betreft. 

De respons was groot en het boek stond enkele weken bovenaan de meest verkochte titels van het moment. In zekere mate zou je het een instant-klassieker kunnen noemen. Nog bij Roularta verscheen niet veel later Actie vrijmetselaren van oud-politicus Karel Poma - een boek waar ik zelf niet echt wild van ben. Maar het meest evidente antwoord op Van den Abeele kwam de Antwerpse onderzoeksloge Trigonum Coronatum met De Kinderen van de Weduwe. Vrijmetselaars over vrijmetselarij. Het boek werd anoniem gepubliceerd (onder de auteurs bevond zich onder meer Rik Van Aerschot) en trachtte een beeld 'from within' te schetsen. Het verscheen eveneens bij Roularta. Deze laatste publicatie werd in 2008 geactualiseerd. Nu ja, echt veel werd er niet veranderd. Zelfs een verwijzing naar een tv-programma uit 1992 - wat actueel was op het moment dat De Kinderen van de Weduwe voor het eerst verscheen - bleef in de uitgave van 2008 ongewijzigd. 
Maar ook De Kinderen van Hiram werd geactualiseerd. Dit werd door Knack in mei 2008 via een gelegenheidspublicatie aangekondigd. Uiteindelijk liet het boek nog drie jaar op zich wachten, mede door andere engagementen die Van den Abeele eerst moest afwerken. 
Nu is het de vraag of het inderdaad de moeite was om zo lang op dit boek te wachten. Lost het de verwachtingen in? Echt grote verschillen met de oorspronkelijke uitgave van 1991 is er niet. Deze staat trouwens online op de webpagina van de Antwerpse werkplaats Les Elèves de Thémis. In de eerste hoofdstukken is enkel een verwijzing naar The Scottish Key toegevoegd. Jammer dat, met uitzondering van John Hamill, er niet wordt verwezen naar de belangrijke historici van de vrijmetselarij van dit moment, zoals Roger Dachez,  Charles Porset, Pierre-Yves Beaurepaire of Margaret Jacobs. Dat zou deze eerste hoofdstukken meer ruggesteun gegeven hebben. De hoofdstukken die dan volgen, en die zich toespitsen op de historische ontwikkeling in België, vertellen eveneens niets nieuws vergeleken met 1991. Ook hier ontbreekt iedere verwijzing naar andere boeken en auteurs die de afgelopen twintig jaar hierrond hebben gewerkt. Ze worden wel opgenomen in de bibliografie, met de vermelding door Van den Abeele dat deze titels hem de voeling met het onderwerp hebben weten te behouden, maar in de feitelijke tekst gebruikt hij ze schijnbaar niet. 
Andries Van den Abeele, copyright www.readmylips.be 
De hoofdstukken over de interne werking van de loges (vanaf hoofdstuk VIII) blijven eveneens ongewijzigd, hoewel er natuurlijk sindsdien niets is veranderd. Wel werd de 6.000 frank jaarlijkse contributie aangepast naar 150 euro. Het wordt wel enigszins problematisch wanneer exact dezelfde tabel met leden- en werkplaatsenaantallen uit 1990 wordt weergegeven in de editie van 2011. Wel vermeldt de auteur in de hoofding dat het gaat om 'De vrijmetselarij in België anno 1990 en daarna' (p.150 en verder. Ook vanaf p.193 wordt er nog steeds gesproken over 'de 16.100 leden'), maar vertaalt niet in cijfers wat er 'daarna' precies is gebeurd. De opsomming van de werkplaatsen stopt ook aan het einde van de jaren 1980, zodat de onjuiste indruk ontstaat dat er sindsdien geen nieuwe meer zijn bijgekomen. Zo is het al lang verleden tijd dat het Grootoosten van België 'maar' 30 ateliers in Brussel telde (p.154). 
In het 'namen noemen'-gedeelte zijn, waar nodig, overlijdensdatums toegevoegd. Nieuwe namen ontbreken, met uitzondering van de 'usual suspects' zoals Siegfried Bracke en Tony Mary. Je blijft natuurlijk wel met de vraag zitten wat je als lezer eraan hebt dat professor X of politicus Y lid zijn van werkplaats Z. Vooral omdat deze kennis niets bijdraagt aan het grote verhaal. Hebben zij de vrijmetselarij gevormd of andersom? Heeft hun logelidmaatschap maatschappelijke relevatie? En zo ja, heeft dit lidmaatschap meer relevantie dan pakweg hun lidmaatschap van H-VV of de Rotary of van Natuurpunt? Het subhoofdstuk 'Actie voeren in de profane wereld' (pp.175-177) blijft daarvoor te oppervlakkig. Net zoals in 1991 blijft de lezer in het ongewisse over de hogere graden (wordt nauwelijks aangeraakt), de autonome of 'wilde' loges en de werkplaatsen die onder buitenlands 'beheer' staan, zoals deze onder het Grootoosten van Luxemburg of de Grand Lodge of Scotland. 
De volgende hoofdstukken (hoofdstuk IX en verder) geven een introductie tot de vrijmetselarij internationaal bekeken, met opnieuw behoorlijk wat aandacht voor de P2. Dit was een typisch jaren '80-schandaal, waarvan je je afvraagt of dit vandaag nog relevant is om zo uitvoerig naar te verwijzen. Velen zijn de P2 al lang vergeten. 
Vanaf hoofdstuk XIII wordt het pas echt interessant: dan schetst de auteur de wereld sinds de jaren 1990. Het gaat daarbij niet om de rol die de vrijmetselarij in de veranderende wereld heeft gespeeld, wel om de weergave van de maçonnerie in bijvoorbeeld populaire media. Wat de evolutie van de Belgische vrijmetselarij tijdens de afgelopen 20 jaar betreft vermeldt de auteur wel de toegenomen ledenaantallen. Je vraagt je af waarom dat al niet eerder in het boek gebeurde. Zodoende zou er een groter geheel zijn. Nu is er een breuk tussen al het voorgaande en wat er nu te lezen valt. Zo heb je de indruk dat je een boek van twintig jaar oud aan het lezen bent, maar met een appendix waar in vogelvlucht enkele recente ontwikkelingen worden opgesomd. In dit onderdeel wil Van den Abeele de actuele ontwikkeling binnen de Belgische Obediënties schetsen. Een aantal elementen vallen op. Wat de RGLB betreft is dit overzicht vrij behoorlijk, idem voor het GOB. Het overzicht van de GLB is maar magertjes; terwijl voor RGLB en GOB de Grootmeesters met naam en ambtsperiode worden vermeld, geeft het overzicht van de GLB slechts een paar willekeurige namen, zonder hen te duiden. Lithos kwam eerder in het boek aan bod, maar dit keer werden er geen namen genoemd. Over de actuele staat van DH blijft de lezer in het onbekende, en over het oninneembaar bastion van de VGLB horen we al helemaal niets. 
Kortom, bekeken in de tijd waarin dit boek voor het eerst op de markt kwam heeft dit zeker haar verdiensten. Het is een mooie en soms uitvoerige inleiding tot het veelzijdig fenomeen van vrijmetselarij. Dat sommigen vanuit de vrijmetselarij zelf zich door dit boek van een profaan - en nog wel van een CVP'er - zich op de zere teen getrapt voelden mag haast als een compliment voor Van de Abeele worden beschouwd. Maar nu zijn we twintig jaar verder. Misschien kan daarom de vraag worden gesteld of een actualisatie van De Kinderen van Hiram wel nodig was. Deze aanvulling voegt maar weinig toe aan de waarde en de status van de oorspronkelijke uitgave van 1991. 

Andries Van den Abeele. De Kinderen van Hiram. Vrijmetselaars en vrijmetselarij. Roeselare, Roularta Books, 2011, 405 p.

Nota: normaal gezien geef ik hier een link van een online boekhandel. Maar noch proxisazur, noch bol.com, noch standaardboekhandel en zelfs niet Roularta's eigen mediaclub bieden het boek aan. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten