Alles over vrijmetselarij en genootschappen: geschiedenis, reviews, weblinks.

vrijdag 31 mei 2013

Scheiding van Kerk en Staat: een historische terugblik

In 1905 werden in Frankrijk de banden tussen Kerk en Staat helemaal doorgesneden. Dit was het gevolg van een zeer lang debat, dat al met de revolutie van 1789 was aangevat. De Belgische geschiedenis wordt voor een groot stuk eveneens gekenmerkt door gelijkaardige, levensbeschouwelijke discussies, die echter nooit tot zo een eindpunt hebben geleid. Met andere woorden: in dit land is de scheiding tussen Kerk en Staat fictief.
De kern van de hele kwestie is terug te voeren tot de grondwet van 1831. Bij een eerste lezing lijkt – en is – dit document revolutionair. In de literatuur wordt de Belgische grondwet, bekeken in de tijd waar zij tot stand kwam, vaak als de modernste en meest liberale ter wereld beschouwd. Niet alleen worden de machten gescheiden, maar wordt er aan de burger een reeks van vrijheden gegarandeerd. Niemand kan verplicht of verhinderd worden zich bij een vereniging aan te sluiten; vergaderingen kunnen plaatsvinden zonder dat politie of ambtenaren de zitting ter controle bijwonen; iedere huisvader heeft het recht zijn kind naar de school van keuze te sturen of er desnoods zelfs eentje op te richten; de pers wordt niet gecensureerd; en de godsdienstbeleving is vrij. Vergelijk deze principes anno 1831 met bijvoorbeeld Oost-Duitsland, waar de meeste van deze vrijheden tot 1989-’90 helemaal niet bestonden. Nog vandaag zou een hele reeks van landen, overal ter wereld, gebaat zijn met een vergelijkbare grondwet.
In dit enthousiasme zou je bijna durven beweren dat de grondwetgever, bij de start van België als onafhankelijk land, ook Kerk en Staat van elkaar gescheiden zou hebben. Tot op zekere hoogte klopt deze bewering. De Staat bemoeit zich niet met de Kerk: de benoeming van bisschoppen of aartsbisschoppen bijvoorbeeld kan uitsluitend binnen het kerkelijk instituut worden geregeld. De Staat verbindt zich er ook toe nooit tussenbeide te komen in religieuze aangelegenheden. Deze houding is op twee manieren te begrijpen: enerzijds wordt hiermee een streep getrokken onder de samenleving voorafgaand aan de Franse Revolutie, waar Kerk en Staat volledig in elkaar vervloeiden; anderzijds denkt de grondwetgever dat, wanneer iedereen zich alleen met zijn eigen zaken zou bemoeien, welvaart, geluk en vrede voor alle burgers mogelijk is.
Vrij snel komen de liberalen, die samen met de katholieken de grondwet hadden opgetekend, tot het besef dat ze door hun partners in de luren zijn gelegd. Geen bemoeienis van staatswege betekent ook geen controle en geen mogelijkheid tot inperking van katholieke activiteiten. Typerend hiervoor is de wildgroei van katholieke scholen en kloosters in de eerste decennia na de onafhankelijkheid, dank zij de grondwettelijke verenigingsvrijheid. Vervolgens blijkt dat de ambigue houding tussen Kerk en Staat deze situatie verder bevoordeelt. Toen de liberalen in 1846 voor het eerst in congres samenkomen, en bij die gelegenheid de Liberale Partij in het leven roepen, bestaat een van de amendementen uit de eis dat het burgerlijk gezag haar onafhankelijkheid moet behouden. Over de ‘onvoltooide’ scheiding van Kerk en Staat wordt geen woord gerept.
Pas aan het einde van de jaren 1850 komt dit op de politieke agenda te staan. De Gentse liberale jurist en antiklerikale schenenschopper François Laurent kan er niet over ophouden. En in Brussel was er een andere jurist, Jules Bara, die in deze bewustwording een cruciale rol speelt.
Bara verdedigt in 1859 zijn rechtendoctoraat aan de ULB. Hierin analyseert hij de grondwet en concludeert hij dat de scheiding van Kerk en Staat op los zand is gefundeerd. In feite zijn er slechts twee elementen die de absolute scheiding in de weg staan. Ten eerste vermeldt de grondwet dat het burgerlijk huwelijk voorrang heeft op het kerkelijk. In geval van een ‘scheiding’ was deze uitdrukkelijkheid overbodig geweest; desbetreffend grondwetsartikel speekt trouwens ook de godsdienstvrijheid tegen. Ten tweede zorgt de Staat – in praktijk: het Ministerie van Justitie – ervoor dat de ‘cultusbedienaren’ een loon ontvangen. Later zal de geniale Bara twee keer Minister van Justitie worden; de eerste keer was hij nog geen 30 jaar. Zijn politiek wordt gekenmerkt door een rabiaat antiklerikalisme: zo stuurt hij ooit zelfs een keertje de deurwaarder naar de aartsbisschop, in verband met een discussie over studiebeurzen.
Met Bara kruipen andere liberalen in de pen om de onvoltooide scheiding van Kerk en Staat aan te klagen. De Brusselse schepen van onderwijs Ernest Allard gaat nog een stapje verder. De inmenging van Katholieke Kerk en religie gaat dieper dan op het eerste gezicht gedacht. Wat met de kerkhoven die in hun geheel door de pastoor worden gewijd, en waar de vrijzinnigen in een uithoekje begraven worden tussen de moordenaars en andere verschoppelingen van de maatschappij? Wat met het onderwijs en de liefdadigheid? Wat met de ‘temporalia van de eredienst’, met andere woorden: alles wat nodig is om godsdienst te beleven zoals gebouwen, kazuifels en hosties? Wat dit laatste betreft kwomt er in 1870 een nieuwe wet op het beheer van de kerkfabrieken. Om een lang verhaal kort te maken: een kerkfabriek is wettelijk gezien niet in staat om schulden te maken. Gebeurt dat toch, dan is de gemeente, waaraan de kerkfabriek verbonden is, verplicht om financieel bij te passen. De gemeente is ook verplicht om de pastoor een woning aan te bieden.  
In de Kamer van Volksvertegenwoordigers is het Henri Bergé, parlementslid en voorzitter van de vrijdenkers van La Libre Pensée, die vurige pleidooien houdt voor de volledige scheiding omdat alleen dan het liberalisme – en die principes van vrijheid en vooruitgang – zich zouden kunnen ontwikkelen. Maar toch duurt het nog tot de late jaren 1880 alvorens de liberale partijtop eensgezind de scheiding van Kerk en Staat bovenaan haar prioriteitenlijstje plaatst. Kwatongen beweren dat de liberalen dat pas deden nadat ze tot het besef waren gekomen dat zij, door de opmars van de socialisten, in het parlement steeds minder gingen voorstellen.
Het pleidooi pro-scheiding is nooit echt tot alle liberale lagen doorgedrongen. Er kan zelfs worden beweerd dat na 1900 dit standpunt een soort van ideologische folklore werd, vergelijkbaar met de republikeinse ingesteldheid van de socialisten. Er zijn in die tijd andere hete hangijzers – de uitbreiding van het stemrecht bijvoorbeeld – die in het politiek discours meer aandacht vragen.
Toch zijn er nog een paar memorabele uitzonderingen. Eugène Goblet d’Alviella bijvoorbeeld, die later tijdens de Eerste Wereldoorlog als liberaal minister in de regering van Nationale Unie wordt  opgenomen, pleit in 1904 voor de afschaffing van de uitbetaling van lonen en pensioenen van de pastoors door de Staat. Tegelijk eist hij ook de afschaffing van alle subsidies voor de katholieke scholen. Maar Goblet is een uitzondering en de hele kwestie sterft een stille dood.
Vandaag is de onvoltooide scheiding tussen Kerk en Staat ook op andere domeinen merkbaar. Denk daarbij aan de religieuze feestdagen die tegelijk ook wettelijke verlofdagen zijn. De hoge protocollaire positie van de aartsbisschop. Of het gebruik van het Te Deum als een quasi-nationale plechtigheid. Blijft de vraag of het ijveren naar de absolute scheiding inderdaad een nevengedachte is. Is hier een maatschappelijk draagvlak voor? Maakt het eigenlijk allemaal iets uit? Vormt de scheiding een fundamenteel onderdeel vormt van de lekenstaat? Is België immers al lang niet een geseculariseerde natie?

Je kan inderdaad de vraag stellen of dit pleidooi vandaag opportuun is, in een land dat grotendeels ontkerkt lijkt. Maar actuele discussies rond het neutraliteitsprincipe gebieden ons om waakzaam te zijn. Kiezen voor de volledige scheiding betekent kiezen voor eenduidigheid, zonder achterpoortjes of interpretatiemogelijkheden. De lekenstaat mag zich niet laten leiden, noch beïnvloeden, door godsdienstige principes, gebruiken en noden. Godsdienst dient als een louter privé-aangelegenheid te worden gerespecteerd. Vanuit die benadering dienen ook de geldstromen vanuit de Staat  herbekeken te worden. Precies daarom is het pleidooi voor een volledige scheiding meer dan enkel folklore. 

dinsdag 28 mei 2013

Priester en vrijmetselaar

De Franse media is de afgelopen week enigszins in beroering geweest door het ontslag van een priester omwille van zijn logelidmaatschap. Pascal Vesin, pastoor van Megève in het departement Haute-Savoie (dat is vlak tegen de Zwitserse grens en niet zo ver van Genève), werd door de bisschop van Annecy bedankt voor de bewezen diensten. Dit werd op 24 mei officieel door het bisdom meegedeeld, daarbij wijzend op het feit dat de priester weigerde zijn logelidmaatschap te verzaken. De man was trouwens al sinds 2001 bij een werkplaats van het Grootoosten van Frankrijk aangesloten, en pas onlangs was de bisschop, via een anonieme tip, op de hoogte gesteld. 
Je zou haast denken dat dit soort toestanden niet meer voorkwamen. Uiteraard, stricto senso kan een praktiserend katholiek - laat staan een priester - geen vrijmetselaar zijn. Dat is al zo sinds de afkondiging van het Canoniek Wetboek van 1917 (als we even alle voorgaande pauselijke veroordelingen van de vrijmetselarij achterwege laten). Hoewel de letterlijke verwijzing naar de vrijmetselarij verdween met de aanpassing van het Wetboek in 1983, bleef de essentie ervan - aldus kardinaal Ratzinger - behouden. 
De zaak werd opgepikt door Le Soir op 25 mei, waarbij de mening van Rik Torfs werd gevraagd - die exact hetzelfde antwoorde als waar ik hierboven naar verwees. Le Soir zelf voegde er aan toe dat de situatie van de priester extra moeilijk was omdat het Grootoosten nu eenmaal 'atheïstisch' was. Op zich is dat een verkeerde veronderstelling. 'A-dogmatisch' is nu eenmaal niet hetzelfde als 'atheïstisch'. Er volgde ook een reactie van GODF-Grootmeester José Gulino: voor hem is er geen probleem, alleen slaagt de bisschop er niet in om dit specifiek standpunt van de priester te begrijpen.

Update 3 juni:
Roger Dachez, een van de bekendste Franse historici van de vrijmetselarij, lid van een werkplaats onder de Loge Nationale Française en voorzitter van het Institut Maçonnique de France, gaf op vraag van het Centro Ibérico de Estudios Masónicos een reactie op de affaire-Vesin. De reactie, in interviewvorm, verscheen op de facebookpagina van het CIEM en staat letterlijk en integraal hieronder weergegeven. 

La décision de l’Église de démettre le père Vesin de ses fonctions vous surprend-elle ?

« Oui et non. Oui, parce que c’est un fait rare. Je n’ai pas mémoire en France d’un cas de curé obligé publiquement de faire le choix entre son appartenance maçonnique et l’église depuis l’après-guerre. Non, car c’est en parfaite conformité avec la position officielle de l’église. »

Quelle est-elle ?

« Elle a beaucoup évolué en 300 ans. L’église a presque toujours condamné la franc-maçonnerie. La première bulle papale d’excommunication des francs-maçons date de 1738. Clément XII estime alors que le fait de faire travailler ensemble des gens de confessions différentes est dangereux pour l’Église. Il n’est pas à cette époque question d’anticléricalisme ou d’athéisme. »

Croyance et franc-maçonnerie sont-elles inconciliables ?

« Bien sûr que non. Au tout début de la franc-maçonnerie ; être franc-maçon c’est être croyant. Dans les pays anglo-saxons protestants où la franc-maçonnerie est née, le terme “liberté de conscience” signifie “liberté de choisir sa religion”. Ce n’est qu’en France, au milieu du XIXe siècle, que la franc-maçonnerie est majoritairement devenue républicaine et anticléricale, principalement pour des raisons politiques. »

Est-ce le cas ailleurs dans le Monde ?

« Pas du tout. La très grande majorité des francs-maçons dans le monde sont croyants. La France est une exception incroyable avec des obédiences croyantes et d’autres “libérales”, acceptant croyants et non-croyants, au premier rang desquelles le Grand Orient de France. La France est le seul grand pays catholique où la franc-maçonnerie n’a pas été persécutée par l’Inquisition après la bulle de Clément XII. Tout ça grâce à une lutte d’influence entre le roi de France et le parlement de Paris, dominé par les jansénistes, qui a refusé d’enregistrer le texte du Vatican. Il n’a donc jamais été appliqué, contrairement à ce qui s’est passé en Espagne, en Italie ou au Portugal. C’est ce qui a permis à la franc-maçonnerie de croître et prospérer de manière particulière en France.. »

Pourquoi les francs-maçons français se sont-ils éloignés de l’église ?

« Au XIXe siècle, les gouvernements autoritaires se sont succédé avec le soutien de l’église. Il n’y avait pas alors de parti politique. À cette époque, le seul espace où les esprits libres pouvaient s’exprimer, c’était la franc-maçonnerie. Au milieu du XIXe, s’est alors développé dans les loges du Grand Orient un mouvement général républicain et anticlérical. C’est le début d’un combat sans merci qui a entraîné une nouvelle vague de condamnations contre les prétendus “conspirateurs francs-maçons qui voulaient détruire l’église”. Ce qui a laissé des traces, notamment la thèse du “complot judéo-maçonnique” qui s’est développée sous l’Occupation. »

L’Église catholique n’a-t-elle jamais infléchi sa position ?

« On l’a cru en 1983, lors de la publication du nouveau code de droit canon, dans lequel l’excommunication des francs-maçons avait été supprimée. Cela faisait suite à plusieurs années de débat, après Vatican II. Mais Joseph Ratzinger, futur Benoît XVI et alors préfet de la congrégation pour la doctrine de la Foi, s’est exprimé sur le sujet, indiquant que s’il n’était plus question d’excommunication, l’appartenance à la franc-maçonnerie restait un pêché grave qui interdisait l’accès à la sainte communion. »

Encore une condamnation donc…

« Oui, mais encore une fois, la position de l’église change. Le cardinal reconnaît en 1985 que la franc-maçonnerie accueille dans ses rangs des catholiques et chrétiens sincères, qu’elle possède une dimension spirituelle, mais que l’église reste la seule voie de Salut. Selon lui, pour une âme catholique, il y a un risque de concurrence entre la franc-maçonnerie et la fidélité à la sainte Église. »

Ces multiples condamnations empêchent-elles les chrétiens d’adhérer à la franc-maçonnerie ?

« Non. Au XVIIIe siècle, les chrétiens et les ecclésiastiques étaient nombreux en loge. Après le tournant anticlérical du XIXe siècle, les prêtres et les évêques se sont faits plus rares, mais il y en a toujours aujourd’hui. Le simple croyant attache peu d’importance à ces condamnations, d’autant que peu d’évêques font réellement la chasse aux francs-maçons. C’est plus délicat pour un ecclésiastique. En particulier au Grand Orient.»

Pourquoi ?

« Un prêtre est soumis à l’autorité du Vatican et c’est lui qui consacre les saintes espèces pour la communion. Il y a donc incompatibilité entre ces fonctions et la position officielle de l’église. Les prêtres en franc-maçonnerie, c’est le dernier tabou pour l’église. »

L’exclusion du père Vesin est donc logique…

« Elle est cohérente avec la position officielle de l’église qui s’est durcie depuis le pontificat de Benoît XVI. Mais le fait d’avoir un prêtre, qui est également franc-maçon, qui assume sa situation et qui ne veut abandonner ni son ministère, ni son appartenance, montre que le cardinal Ratzinger avait peut-être tort et qu’il n’y a pas forcément d’incompatibilité ou de concurrence entre la Foi et la franc-maçonnerie. Je pense que cette exclusion spectaculaire est plus liée à un durcissement actuel de la doctrine catholique. »

Vous faites un lien entre l’affaire Vesin et l’actualité ?

« Un lien indirect. Mais on voit bien à travers la lutte contre le mariage pour tous que les positions de l’église se durcissent. Il y a d’ailleurs eu une tentative d’occupation du siège du Grand Orient à Paris par des militants extrémistes. C’est un contexte général. L’église, malmenée en Europe, se tourne aujourd’hui vers de nouveaux publics, comme l’Amérique du Sud, l’Afrique subsaharienne et l’Asie du Sud-Est. Des zones où le catholicisme est en concurrence avec l’Islam, souvent radical et les protestants évangélistes. Face à eux, l’église croit devoir s’aligner sur une ligne dure.»

Le père Vesin serait donc une victime collatérale du contexte général ?

« Je pense que le message symbolique envoyé par l’église est qu’elle ne tolère plus de “pas de côté”. Cela traduit une volonté de reprise en main idéologique. Je pense qu’on va vers un recul des idées dans les prochaines années. Un retour à la Règle beaucoup plus profond. Une sorte de message envoyé aux fidèles du monde entier, plus qu’aux catholiques européens que ce “scandale” ne scandalisera pas le moins du monde. Et fera même rire, pour la plupart.


woensdag 22 mei 2013

Freddy Mortier

De Paepe en Mortier, copyright Schamper
Anne De Paepe is de nieuwe rector van de Universiteit Gent - sinds Els Witte aan de VUB de eerste vrouw in die functie. Een tijd lang leek het erop dat Freddy Mortier, voormalig decaan van de Letteren en Wijsbegeerte, in pole position voor het hoogste academische ambt stond. De tweestrijd De Paepe-Mortier bood alvast voedingsbodem voor een aantal veronderstellingen. Dat was onder meer De Standaard ook niet ontgaan, die op woensdag 15 mei - de dag van de bekendmaking van de uitslag - nog de katholieke De Paepe tegenover de vrijzinnige (en vrijmetselaar) Mortier plaatste. Moraalfilosoof Mortier, bij het grote publiek misschien beter bekend als auteur van De Hoer van de Duivel waarmee hij vorig jaar op de shortlist van de Prijs DeMens.Nu stond, heeft van zijn logelidmaatschap ook nooit een geheim gemaakt. Al in 2011, lang vóór er van de rectorverkiezing sprake was, ging hij hier op in tijdens een interview voor het Gentse studentenblad Schamper. Intussen heeft de satirische website De Rechtzetting van Mortier de centrale figuur gemaakt in een parodie waarbij 'de Loge' haar invloed in de rectorverkiezing aan de UGent laat gelden. 


Het toeval wil dat Mortier vorig jaar nog een artikel schreef over de vrijmetselarij... en Richard Wagner. Vandaag is het ook de 200ste geboortedag van de meester van Bayreuth. Het artikel verscheen in de essaybundel die aan emeritus Ronald Commers werd aangeboden. Commers zelf publiceerde meermaals over vrijmetselarij, onlangs nog het boek Overleeft de Vrijmetselarij de 21e eeuw. De Gentse moraalfilossof Commers stond onlangs nog centraal in het progamma Tijdgenoten van de vrijzinnig-humanistische televisieomroep Het Vrije Woord. De hele uitzending is hier te downloaden en te bekijken. 


Terug naar Mortier nu. In zijn artikel stelt deze onomwonden dat Wagner geen  vrijmetselaar was. Er kan hierover wel twijfel bestaan omdat een aantal van zijn werken op zijn minst 'maçonniek' geïnspireerd zijn. Bij Parsifal, Wagners zwanenzang uit 1882 en misschien wel zijn beste werk, is dit overduidelijk aanwezig. Parsifal, de reine dwaas, belandt in de burcht Montsalvat, waar de Heilige Graal wordt bewaard door de broederschap van de graalridders. De Graal is als het ware het onuitsprekelijke maçonnieke geheim. Het ritueel waarbij de Graal wordt onthuld vindt symbolisch plaats op het middaguur, wanneer de zon het hoogst staat. Gurnemanz, de oude graalridder die in het verhaal in zijn eentje de rol van het Griekse koor overneemt, heeft de jongen die zijn eigen naam niet weet tot de graalburcht geleid. "Nauwelijks schreed ik voort," zingt de dwaas, "doch dunkt het mij dat ik reeds ver ben." Gurnemanz antwoordt vaderlijk: "Je ziet, mijn zoon, tijd wordt hier ruimte". De ontgoocheling is des te groter wanneer de dwaas totaal de boodschap van het graalritueel niet snapt, maar wel bekommerd is om het tragische lot van graalkoning Amfortas - 'voorzitter' van de broederschap. Amfortas heeft een wonde die niet sluit, veroorzaakt door de speer die Christus' zijde doorboorde toen deze aan het kruis hing. Graal en speer - het vrouwelijke en het mannelijke - werden in Montsalvat bewaard, totdat de speer in handen kwam van de afvallige Klingsor. Na een lange omzwerving en vele beproevingen - het vergelijk met de beproevingen uit Die Zauberflöte is niet uit de lucht gegrepen - keert Parsifal (hij heeft nu zijn naam gekregen) met de speer naar Montsalvat terug, neemt het koningschap van Amfortas over en voert het graalritueel uit. De opera klokt af op 4,5 uur - pauzes niet inbegrepen. 
Nogmaals, componist en tekstschrijver Richard Wagner was zelf geen vrijmetselaar, maar heeft zich wel altijd ervoor geïnteresseerd. Maar ja, waarvoor interesseerde Wagner zich niet? Toen ik 17 was bezocht ik villa Wahnfried in Bayreuth en ging 's avonds naar Tristan und Isolde kijken. Ik herinner mij vooral dat de privé-bibliotheek in het huis vol stond met literatuur, filosofische werken en studies over talloze onderwerpen. Het Duitse vrijmetselarijmuseum ligt trouwens zowat naast villa Wahnfried. 
Ook typisch voor Wagner is dat hij in zijn werken altijd vertrekt van bestaande mythes en legendes, maar daar steeds een eigen invulling aan geeft. Zodoende geraakt het origineel bijster en ontstaat er een totaal nieuwe symbiose. Zo ook met Parsifal, dat met zijn verwijzingen naar God, goede vrijdag en zo meer de verkeerdelijke eerste indruk geeft van een religieus-geïnspireerd en christelijk werk te zijn. Wagner zelf was atheïst. En opportunist eveneens. Zijn beruchte vriendschap met Ludwig II van Beieren leek vooral de chronisch in geldnood verkeerde Wagner zelf ten goede te komen. Het zou misschien te ver gaan om te stellen dat Wagner de Beierse koning als een citroen heeft uitgeknepen, maar echt populair heeft hij zich daarbij bij de politieke klasse van Beieren niet gemaakt. 
In het licht van het smeden van bondgenootschappen en netwerken moet waarschijnlijk ook Wagners vraag uit 1872 moeten worden begrepen om alsnog tot de vrijmetselarij te treden. De Grootmeester van de Grootloge Zur Sonne, gevestigd in Bayreuth, wees dit verzoek echter af. Vermoedelijk speelde Wagners flamboyante levenswandel - en zijn uitgesproken antisemitische en antikatholieke standpunten - hierin een rol. Die Grootmeester was een zekere Friedrich Feustel. De bankier en politicus Feustel speelde een doorslaggevende rol in de toekenning van het bouwterrein - de 'Grüne Hügel' - waar niet veel later het Festspielhaus zou verschijnen. De afwijzing beïnvloedde de verstandhouding tussen Feustel en Wagner niet echt, en ook de sympathie voor deze laatste voor vrijmetselarij verminderde niet. En zo kwamen enkele jaren later de vrijmetselaarsinvloeden ten volle tot uiting in Parsifal. 

Mortier (F.). 'Richard Wagner en de vrijmetselarij.' In: Claes (T.) (ed). Door denken en doen. Essays bij het werk van Ronald Commers. Gent, Academia Press, 2012, pp.173-185.

dinsdag 14 mei 2013

Call for papers: ECMS 2014

De tweejaarlijkse European Conference on Masonic Studies vindt volgend jaar september plaats in Manchester. Het is de vierde keer dat deze academische bijeenkomst wordt georganiseerd. In zekere mate is dit de 'schaduwconferentie' van de veel grootschaliger International Conference on the History of Freemasonry, en kan ze wel worden gezien als de opvolger van de ter ziele gegane jaarlijkse Canonbury Conference (de website canonbury.ac.uk bestaat intussen niet meer). De ECMS wordt niet rechtstreeks vanuit de academische wereld georganiseerd, maar wel door verschillende Europese Grootloges en onderzoeksloges. Een onafhankelijk werkend academisch comité garandeert het wetenschappelijk gehalte van de bijeenkomst. Vorige editie vond plaats in Bayreuth, in maçonnieke kringen bekend om het vrijmetselaarsmuseum dat er zich bevindt en de internationaal bekende onderzoeksloge Quatuor Coronati - Freimaurerische Forschungsgemeinschaft (In andere kringen is Bayreuth om bijkomende redenen bekend). Een bespreking daarvan werd opgenomen in het juni-nummer van 2012 van The Square. The independent Magazine for Freemasons, p.71:



Het thema van de 2014-editie is vrijmetselarij en natievorming, met klemtoon op de periode 1790-1830. De call for papers, die op 30 september 2013 wordt afgesloten, bevindt zich hieronder:

Call for Papers: 4th European Conference on Masonic Studies (ECMS) Manchester 12th - 14th September 2014: ‘Alle Menschen werden Brueder?’ Freemasonry and the European Community in Stress, 1780-1830
Deadline: 30 September 2013
The 4th European Conference on Masonic Studies (ECMS) will take place in Manchester from 12th to 14th September 2014. Earlier ECMS conferences took place in Vienna (2008), Perugia (2010), and Bayreuth (2012). The ECMS conferences are supported by several European Grand Lodges and research lodges, but they are completely independent from any masonic organisation.
The focus of the Manchester conference addresses the crucial period of transition throughout Europe resulting from the French Revolution, the expansion and fall of the Napoleonic empire, war inflation and the beginnings of industrialisation. It has been termed the ‘sattelzeit’, the saddle-period (Reinhart Koselleck). In many places it witnessed the change from an ‘ancien régime’ to that of the nation-state, from a society of ‘estates’ to a class structure, and to a fresh political consciousness. It saw a re-definition of the relation of church and state, with often a certain loss of control of public life hitherto exercised by the Church. Hence cultural life experienced fundamental changes.
And of course the international state system was reshaped several times. The phrase ‘the European community in stress’ emphasises the accelerated transformations of European societies and of their relationships to one another. In this period freemasonry changed as well: its social structure, its role and impact in the community, its relation to religion, together with its rituals—all underwent fundamental revisions. Due to an increasingly nationalist character, international masonic networks— the transnational relations of Grand Lodges and lodges – on the one hand became more limited, while on the other hand freemasonry has been claimed to be an important element in the emergent globalisation and colonisation of the world by the major European powers, namely the British and the French.
Papers dealing with the changes reflected by freemasonry during this period 1780-1830 are warmly invited. In particular, papers addressing international aspects, or comparing the developments in different parts of Europe, will be especially welcomed. Papers should be in English. The conference will strictly adhere to academic standards. Thus double peer-review will be applied anonymously to all proposals presented to the scientific committee of the conference, the members of which will include Martin Papenheim (Germany), Pierre-Yves Beaurepaire (France),  Andreas Oennerfors (Sweden), Jeffrey Tyssens (Belgium) and Jan Snoek (Netherlands).
Proposals in English should be no longer than about 500 words and sent as a DOC-file to conference@martinpapenheim.com before 30 September 2013.

maandag 13 mei 2013

Franse blogs

In het Nederlands taalgebied is het aantal blogs rond vrijmetselarij vrij bescheiden. Het contrast met de Franstaligen is groot. De meest populaire blog is hiram.be, die ik zelf zowat dagelijks consulteer en waar ik ook met regelmaat naar verwijs. Maar daarnaast zijn er enkele andere, interessante sites, die zich eerder naar de situatie in Frankrijk richten. Een voorbeeld is Littérature maçonnique, 'Le blog d'un bibliothécaire-documentaliste profane'. Deze is online sinds april 2012 en biedt een brede waaier aan info, vooral over vrijmetselarij in fictie (inclusief stripverhalen). De site benadert de vrijmetselarij niet vanuit een wetenschappelijk perspectief; het is niet mogelijk om rechtstreeks contact op te nemen met de beheerder, die ook anoniem blijft. Het is mij daarom ook niet duidelijk of de site vanuit Franstalig België of Frankrijk wordt onderhouden. 
Minder uitvoerig, maar des te meer zich baserend op 'literatuur' is Lettres maçonniques. De site is de voorzetting van 'Lettres maçonnes'; door de subtiele naamswijziging is de site gemakkelijker via zoekmachines te vinden. Anonimiteit geldt ook voor gadlu.info, 'Blog maçonnique d'un jeune franc-maçon'. Daar schrijft de beheerder onmiskenbaar, gewapend met allerhande wetsartikelen, dat hij de discretie verkiest. GADLU is de afkorting van Grand Architect de l'Univers, dus enige richtigaanwijzing hebben we alvast. Ook hier wordt op de actualiteit ingespeeld, en bij de linken worden ook de belangrijkste Franse obediënties opgelijst. Ook interessant is de mogelijkheid om bouwstukken ('planches') te lezen, opgesteld door de blogbeheerder zelf, alsook enkel van de Oude Plichten ('maçonnieke' teksten voorafgaand aan Anderson) te bekijken. Een meer volledige lijst, met downloadmogelijkheid, staat trouwens op de webpagina van de United Grand Lodge of England.
Bij La Truelle s'amuse ten slotte ligt de nadruk op humor: de site is zowat uitsluitend uit cartoons van JiHo samengesteld. In de meeste gevallen moet je de Franse situatie enigszins kennen om de grap ervan in te zien. 

donderdag 2 mei 2013

Co-Masonry

Een collega wees op een artikel dat op 30 april 2013 in de Britse krant The Guardian verscheen. Het belicht het fenomeen van gemengde vrijmetselarij of 'Co-Masonry', waarbij mannen en vrouwen samen tijdens dezelfde zitting dezelfde ritualen beleven. Wereldwijd is de belangrijkste vertegenwoordiger van gemengde vrijmetselarij de Internationale Vrijmetselaarsorde Le Droit Humain. In eigen land is de Belgische Federatie de op een na grootste Obediëntie, na het masculine Grootoosten, en goed voor een kleine 7000 leden. In Nederland stelt DH, met nog geen 20 werkplaatsen, in verhouding bijna niets voor en ook in Groot-Brittannië zijn er maar een 300-tal leden. Het hele artikel volgt hieronder:



On a leafy street in the London suburb of Surbiton, a big white sign welcomes visitors to a masonic lodge for "men and women". The lodge is an imposing Edwardian mansion, down the stairs of which comes a white-haired man offering his hand to shake, which is a bit hurried on a cold, wintry morning, but not particularly funny.
Julian Rees is a member of the International Order of Co-Freemasonry and he is keen to disprove the sense that it is a secret men-only society. The visit to Surbiton was arranged by a press officer after I called the rules on allowing women to join "complicated". Offering to carry my bag before he proffers a cup of tea, Rees explains that his order has welcomed women since its formation by feminist and socialist Annie Besant in 1892. Women now make up more than half of the Co-Freemasons estimated in the UK today.
Yet, as we climb the hexagonal staircase of the British HQ, filled with symbols and pictures of elaborately dressed masons, the presence of women doesn't detract from some of the bigger questions about the freemasonry, such as why a publicist is arranging meetings with a society best known for its secrecy. The answer lies in the fact that freemasonry in this country is in something of a crisis.
Apart from the important difference of the inclusion of women, the International Order of Co-Freemasonry, with talk of rituals, symbols and "the Craft", is identical to the better-known United Grand Lodge of England (UGLE) to the unitiated eye. And both are suffering from a declining and ageing membership base.
Although official numbers are hard to come by, most estimates suggest that there are some 6 million freemasons in the world and just over 300,000 in the UK. In comparison, 300 men and women belong to the UK arm of the Co-Freemasons. At its peak in the 1950s, there were five times as many Co-Freemasons, a rate of decline that many believe is echoed in the main branch.
At its postwar peak, membership of a fraternity that began as a sort of union for medieval stonemasons was boosted by returning armed service personnel as well as some of the most powerful men in the land. George VI, who died in 1952, is the last British king to be listed on the official UGLE website, which also includes Winston Churchill, an Archbishop of Canterbury and a surprisingly long list of celebrities from Nat King Cole to Peter Sellers. The royal connection continues today with the Duke of Kent, who is the current grand master of the UGLE.
Freemasons have long denied suggestions that it is a pernicious old boys' network, arguing that it is a sort of gentleman's club, concerned with moral and spiritual growth. Although in the UK the sense that freemasons are no longer the force they once were has given rise to jokes about suburban middle managers prone to rolling up their trouser legs and doing funny handshakes, there are signs elsewhere that membership confers preferment. The collapse of Propaganda Due or P2, an order that linked Silvio Berlusconi to the Italian central bank and the heads of all three secret services until it was closed down in the 1980s, did little to end suspicions.
Given this double whammy of conspiracy and mockery, it is no surprise that all parts of the fraternity are looking for a rebrand. Or the fact that Co-Freemasons want to disassociate themselves from the main branch, employ a PR company and launch a "recruitment drive" specifically aimed at attracting younger women.
Brian Roberts, a retired businessman who works "eight days a week" as the British grand commander, says that, by meeting the requirements of the Equalities Act at least, Co-Freemasonry "fits with the current age". With membership fees of £90 a year it is also "cheaper than most golf clubs". But everyone knows why you join golf clubs. Why would anyone want to become a freemason?
A morning spent talking to four master masons makes an organisation that members still call a fraternity sound like church without the hymns. But Rees says, "It's dangerous to associate it with religion. We accept people with any or no religion. We follow a religious path outside religion." Some masons are atheists, he says, although they have to sign up to meetings which pray to a spiritual being, which seems a bit odd.
There has been a long and often bitter history of mistrust between organised religion and freemasonry. At its most benign it led to a spat between freemasons and the former Archbishop of Canterbury, Rowan Williams, when he suggested their beliefs were incompatible with Christianity. He then got into trouble for appointing a freemason to be bishop, thereby proving many avenues are open to freemasons but still closed to women.
But there are obvious similarities in the way adherents speak about their beliefs. Nikki Roberts, Brian's 31-year-old granddaughter, is held up as an example of the new kind of freemason with her Facebook page and media-friendly ways. Having dabbled in Buddhism, she gave up her job in the City before finding "stability" in Co-Freemasonry. She says the order adds "greater meaning" to her life.
But what about the signs and funny handshakes? These are apparently only used "if you need to prove yourself and you don't have your passport", says Rees. A passport? Disappointingly, it looks just like an aged travelcard with weird stamps inside.
In trying to explain freemasonry, Sandra Clarke, a businesswoman who comes up for the lodge's eight annual meetings from her home in the Cotswolds, says: "At the lowest individual level it's about practising the essentials of freemasonry every day. In that way freemasonry is no different from any other organisation with the added initiatory aspect and spiritual context." This secret initiation – of which little is known apart from the fact that new members are blindfolded – tends to arouse suspicions among outsiders. "It's not about hiding the location," says Rees. "It's so that he can look inward."
If somewhat vague on why people become freemasons, those I spoke to are clear on why they shouldn't. "If anybody wants to join to use it to gain preferential treatment in business they have completely the wrong idea," says Roberts. "It is a total myth." Clarke adds, "We would turn away people looking for personal material gain of some kind."
Turning people away seems to conflict with the idea of a recruitment drive that is drumming up business with a website, Facebook and Twitter accounts. Basically, anyone over the age of 18 can join, but not everyone is accepted. Why?
"Trust us, a lot of people do come along whom we subsequently find not to be suitable," says Roberts. "They have the wrong perspective, the wrong idea about who we are."
What makes someone "suitable"? Clarke says "It's not necessarily one particular thing, it's more we don't resonate with each other. They may have other ethos and values. They might be better off in a church, say. Or a business network." The others talk of making an "emotional, moral commitment" by commiting to the standards expected of freemasons, whatever they are. "We don't think we're better than other people," says Clarke, "but we do think we can make ourselves better."
Many freemasons such as Nikki grew up with family members in the fraternity, which also underlines the sense of freemasonry being an all-white club. Rees protests, describing "half" his central London lodge as "non-Caucasian".
Rees, who defected from the all-male side because of an argument over its lack of "spirituality", is also keen to stress that the differences go much further than the fact that the bigger male-only arm also has a much grander HQ in London's West End.
"The male order, much as they may deny it, is all about wearing more and more elaborate regalia and advancing to a higher rank. Male masonry is peopled by old grey beards, the aristocracy, major generals of the army, and they're nearly all male chauvinists."
Perhaps this differentiation is working. Since the recruitment drive launched last November the freemasons report growing interest in membership – mostly from women.
With the website and Facebook pages, freemasonry no longer seems as secret as it did. But why anyone – male or female – would want to join is still unclear.

(© 2013 Guardian News and Media Limited or its affiliated companies. All rights reserved.)