Alles over vrijmetselarij en genootschappen: geschiedenis, reviews, weblinks.

woensdag 29 december 2010

Jan Blommaert over vrijmetselarij in Knack 51, 2010

Mijn lievelingstijdschrift Knack produceerde vorige week, naar jaarlijkse traditie, een reeks van uitstekende interviews. Hierin steekt de interviewer altijd duidelijk veel voorbereidingstijd - wat complexe vragen en dito antwoorden van de geïnterviewde oplevert. Het is eens wat anders dan de klassieke openingsvraag die sportjournalisten doorgaans stellen aan flandriens die net, halverwege het peleton, de eindstreep overschreden hebben: 'En?'.
Maar soit, klaarblijkelijk werden diepzinniger vragen aan Jan Blommaert gesteld, in Knack 51. Blommaert is taalkundig antropoloog en sociolinguïst, als professor verbonden aan de Universiteit Tilburg (vroeger was dat Gent), essayist, collumnist en publicist (onder meer op het uitstekende dewereldmorgen). Een van zijn spraakmakende boeken was bijvoorbeeld Populisme, dat in 2004 verscheen. Geschreven in een tijd waar Steve Stevaert bij de sp.a nog het mooie weer maakte en claimde dat het socialisme vooral gezellig moest zijn. Dat vertaalde zich dan naar ‘begrijpelijk taalgebruik’ naar de mondale jan-(blommaert)-met-de-pet, wat leidde naar een eclatante overwinning van de partij bij de parlementsverkiezingen van 2003. Het bleek al snel om een holle frasering te gaan. Eens de roes van de overwinning gaan liggen zeeg de gezelligheidsfactor in elkaar en zakte de sp.a af naar de krochten van het politiek landschap. Stevaert was volgens Blommaert de levend geworden illustratie van de verglijding van ‘ernstige’ politiek naar een mediagebeuren, waar politici gemaakt en gekraakt worden door hun aanwezigheid in ‘de boekskes’ of bij tv-kwissen. Politieke invulling en ideologische overtuiging zijn dan van veel minder belang. Integendeel: ze zouden de verkoopswaarde van de jonge en hippe politicus bij het kiespubliek wel eens kunnen vertroebelen. Terug naar vandaag noemt Blommaert, in diezelfde context, ook Bart De Wever een populist. De Wever heeft een doel voor ogen – zijnde Vlaamse onafhankelijkheid – wat nog iets helemaal anders is dan een coherente ideologie, aldus Blommaert.
Het interview evolueert verder naar de stelling van Blommaert waarin hij meedeelt lange tijd te hebben vertoefd in milieus waar er uitsluitend denigrerend over gelovigen werd gepraat. En, effectief, Blommaert erkent dat hij vrijmetselaar is. Of beter gezegd: was. Hij was lid van dezelfde Gentse werkplaats als Siegfried Bracke. Na een vijftal jaren heeft hij zich in slaap laten stellen. Een aantal opmerkelijke citaten volgen dan: ‘Het stoort mij dat de vrijmetselaars hun eigen morele superioriteit nooit ter discussie stellen;’ ‘bedrog’ (met betrekking tot de interne discretie); ‘Het debat binnen die gemeenschap is op geen enkele manier beter dan het debat in de publieke ruimte’; ‘Er heerst binnen de vrijmetselarij een enorme hoeveelheid ontwetendheid, die wordt toegedekt door het idee dat vrijmetselaars het allemaal beter weten’; ‘Ik hoorde soms zwaar racistische praat in mijn werkplaats’; en ‘Het is slecht gesteld met de erfenis van de Verlichting.’
De uitspraken van Blommaert vonden meteen weerklank in – o, ironie – de populistische media zoals de webpagina van Gazet van Antwerpen, vandaag.be en clint.be. Vooral de reacties van de lezers, die mij telkens weer ervan overtuigen dat het ‘domheids-gen’ in de mens wel degelijk aanwezig is, waren op het onbeschofte af. Maar dat is wel vaker zo met reacties op krantenwebsites.
Laten we nu eens naar de kern van de zaak gaan: Blommaert werd kennelijk vanuit het academisch milieu van de Universiteit Gent gerecruteerd en verliet dus zijn loge wegens een fundamenteel onbehagen. We moeten natuurlijk oppassen met veralgemeningen, maar ik kan Blommaerts kritieken zeker vatten. De vrijmetselarij is immers vol met paradoxen: enerzijds wordt de kandidaat tijdens zijn inwijding het licht gegeven. Met andere woorden: hij wordt ondergedompeld in de maçonnieke mystiek en zal nu kennis en inzichten krijgen over zaken die hij niet wist – of niet doorhad. Alle evidenties en vooroordelen moeten dus aan de kant worden geschoven opdat het zoeken naar waarheid niet belemmerd kan worden. Het is net zoals de fameuze stelling van de Franse wiskundige Poincaré: ‘Het denken mag zich nooit onderwerpen, noch aan een dogma, noch aan een partij, noch aan een hartstocht, noch aan een belang, noch aan een vooroordeel, noch aan om het even wat, maar uitsluitend aan de feiten zelf, want zich onderwerpen betekent het einde van alle denken.’ Vanaf mijn studentenjaren aan de Vrije Universiteit Brussel wordt je met deze stelling om de oren geslagen en hier en daar kan je ze, en waarbij de tekst wordt geflankeerd door twee zuilen, mooi ingekaderd op de burelen aantreffen. Als kersvers personeelslid mocht ik, naast mijn contract, een document ondertekenen waarmee ik verklaarde Pointcaré nooit ter discussie te stellen. Deze ‘verklaring van Vrij Onderzoek’ lag ook ter ondertekening voor iedereen die een functie binnen een VUB-studentenkring ambieerde. Ik heb mij, tot vandaag, altijd aan deze stelling proberen te houden. Het is voor mij een element van mijn eigen levenshouding: zonder vooroordelen, met open visier en zonder dogma’s de wereld en de samenleving bekijken. Dat is de ware kern van vrijzinnigheid, niet het verwerpen van bijbel, kerk of godsbeginsel. Maar het kan soms verdomd moeilijk zijn je er aan te houden.
Kijken we even naar de vrijmetselarij dan is het a-dogmatische een van haar fundamentele principes, samen met broederlijkheid, solidariteit en vrijheid. Het gevaar is echter niet ondenkbeeldig dat het radicale a-dogmatische uiteindelijk zelf tot dogma verwordt. De verplichting om de verklaring van Vrij Onderzoek te ondertekenen, een vereiste om als VUB-personeelslid te worden opgenomen, is in de kern al een dogma. Je moét tekenen. Laten we nog een stapje verder gaan: indien je verklaart om alle dogma’s te verwerpen kom je automatisch in het vaarwater van kerk en geloof terecht. Bijgevolg stel je je onverdraagzaam op ten aanzien van de kerkelijke en religieuze dogma’s omdat zij de vrijheid van het individu beknotten. Natuurlijk belemmeren zij de vrijheid. Maar hoever kan je dan het a-dogmatische voeren? Moet je dan overdraagzaam ten aanzien van religie in haar totaliteit staan? En hoe vertaalt die houding zich dan in de praktijk? De a-dogmatische vrijzinnige kan weigeren om kerkelijk te trouwen of begraven te worden of om zijn kinderen te laten dopen. De zeldzame keren dat hij in een kerk is – voor een uitvaart bijvoorbeeld – kan hij weigeren om het kruisteken te maken of om te communie te gaan. Dit zijn voorbeeld van een louter persoonlijk standpunt. Anders gezegd: het individu bepaalt zelf in welke mate kerk en religie een rol in zijn leven spelen. Het zou anders gesteld zijn indien de vrijzinnige andere individuen gaat bekritiseren omdat zij wel in volle overtuiging naar de kerk gaan of gelovig zijn. Dan kom je in het vaarwater van het atheïsme terecht. In mijn mening is een atheïst iemand die zich enkel focust op het negatieve van de kerk en vaak niet echt goed weet wat er in de bijbel staat of wat de liturgie precies inhoudt. En eigenlijk heb je dan een gat in je cultuur. Hoe zou je anders The Life of Brian of Bach ten volle kunnen begrijpen?
Terug naar de vrijmetselarij. James Anderson stelde al in 1723 dat een vrijmetselaar nooit een domme atheïst mocht zijn. Nu is er over Anderson al heel wat inkt gevloeid en de ware betekenis van deze stelling is niet geheel vrij van discussie. Hoe dan ook is het in de reguliere vrijmetselarij een verplichting voor alle kandidaten om de Opperbouwmeester van het Heelal als dusdanig te erkennen. Dit is dan zo een beetje het tegengestelde van de verklaring van Vrij Onderzoek, hoor ik de lezer dezes al denken. Nu klopt dit niet helemaal: wie of wat er onder de Opperbouwmeester wordt verstaan is grotendeels vrij, a-dogmatisch dus, in te vullen. Je zou bijgevolg zelfs als vrijzinnige perfect de Opperbouwmeester kunnen onderschrijven wanneer je daarin niet zozeer een godsbeginsel maar een krachtig symbool zou zien. In de meeste Belgische loges is er echter van een Opperbouwmeester geen sprake. De samenstelling ervan kan daarom bestaan uit radicale vrijzinnigen en atheïsten, voor wie het a-dogmatische effectief tot dogma verheven is waardoor begrip, laat staan dialoog, met andersdenkenden moeilijk is. Dát is het punt waar Blommaert naar verwijst. Ik weet van meer dan een voorbeeld waar loges of vrijmetselaars zich totaal onverdraagzaam opstellen.
Anderzijds betekent het ontvangen van het licht geenszins dat de nieuwe vrijmetselarij nu plots veel slimmer wordt. Er heerst enorm veel onwetenheid over de eigen geschiedenis. Bijvoorbeeld: bij elk academisch congres over vrijmetselarij dat ik meemaak kom ik minstens een spreker tegen die zijn maçonnieke achtergrond op zijn wetenschappelijke laat primeren en bijgevolg nogal eens straffe uitspraken durft te doen. Bepaalde potjes blijven ook liever toegedekt, zoals de connecties van de Amerikaanse loges met de Klu Klux Klan. En wat de Belgische vrijmetselarij tijdens de Tweede Wereldoorlog betreft hoorde ik ooit iemand publiek beweren dat slechts een handvol broeders met de bezetter hadden gecollaboreerd, terwijl in werkelijkheid het Grootoosten toch wat werk had om haar eigen stal na 1944 uit te kuisen.
Onwetenheid handelt echter niet alleen over het verleden, maar ook over de toekomst. Wie weet immers het antwoord op de ‘vrouwenkwestie’? Hoe lang willen of kunnen GOB, GLB en RGLB de exclusieve mannelijkheid van hun loges handhaven? Waarom blijft het zo een heikel punt ter discussie, waarbij vaak emotionele en niet redelijke argumenten worden aangehaald ter handhaving.
Een andere stelling van Blommaert behandelt de ‘betweteringheid’ van de vrijmetselaar. Ook hier heeft hij niet helemaal ongelijk. Hoe je het ook draait of keert: de vrijmetselarij is en blijft een elitair genootschap. Op zich is daar helemaal niets mis mee: toen ondergetekende nog een abonnement op de Vlaamse Opera had bevond hij zich ook in elitaire wateren. Sinds Bert Anciaux op Cultuur lijkt ‘elitair’ wel een scheldwoord. Door het elitaire gehalte van de maçonnerie is het gevaar voor een ons-kent-ons-mentaliteit niet denkbeeldig. Dit kan zich vertalen naar een zich afzetten tegen de profane, onwetende wereld. Dat is ook een van de redenen waarom de vrijmetselarij nooit publiek zal optreden tegen alle mogelijke aanvallen van die profane wereld tegen haar. De buitenwereld weet immers niet beter. Toen ik nog student was, en toch al heel wat tijd had doorgebracht in het Maçonniek Documentatiecentrum van het GOB, was op een mooie middag de bibliothecaris niet aanwezig. Een broeder liet mij binnen. Maar voor elk boek dat ik uit de open rekken wou nemen was de man mij voor, en bekeek aandachtig cover en titel alvorens het mij te overhandigen. En toen een andere broeder even de bibliotheek passeerde hoorde ik hem influisteren om mij in de gaten te houden want ik ‘was maar een profaan’. Ik wordt er nog nerveus van als ik eraan terugdenk. Ander voorbeeld: Piet Van Brabant, de Vlaamse kampioen in het schrijven van boeken over vrijmetselarij en mede-stichter van de RGLB, gaf ooit een voordracht in Liedekerke. Het was een memorabele avond, want ik nooit geweten van een spreker die erin slaagde zijn publiek tegen hem te laten keren. Toen Van Brabant van een zeer geëngageerde dame de vraag kreeg waarom de vrijmetselarij zich niet openstelde voor vrouwen kreeg deze als antwoord: ‘Mannen en vrouwen zijn niet gelijk’. Punt. Nu had Van Brabant het ietwat diplomatischer kunnen aanpakken door bijvoorbeeld ‘niet gelijk, maar wel gelijkwaardig’ te gebruiken, maar soit. Derde voorbeeld: in Mechelen werd een debat gehouden tussen Jean Paul Van Bendegem en Yves Desmet (pro en contra). Commentaar van een oude maçon uit de zaal: ‘maçonnieke broederlijkheid staat hoger aangeschreven dan democratie’. De uitspraak veroorzaakte enige animositeit onder de aanwezigen.
Door het hele gedoe met lintjes, kleuren, graden, bestuursfuncties en dies meer creëer je ook een interne maçonnieke cultuur waardoor even kan vergeten dat er ook zo iets als een profane wereld bestaat waar dit allemaal niet van belang is. Het doet mij soms denken aan – vergeef mij het woord – debielen die tijdens fuif of cantus op de VUB in een bijzonder vieze toga, met een al even vies lint zich beter achtten dan alle andere gedoopte of niet-gedoopte studenten omdat zij meer gouden en vooral zilveren sterren op hun klak hadden staan. Ook deze houding gaat in tegen het beredeneerd a-dogmatische dat zo essentieel is voor de maçonnieke beleving. Hiërarchie dient om de werking van een werkplaats praktisch mogelijk te maken, en graden duiden enkel op de intellectuele ontwikkeling van de broeders. Het is immers nogal logisch dat een leerling-vrijmetselaar minder ver staat dan een meester, net als een eerste bachelor minder ervaring heeft dan een student die op het punt staat zijn masterdiploma te halen. Laat de vrijmetselarij vooral toch dat in gedachten houden.
De laatste en meest opvallende stelling van Blommaert betreft echter het verkapt en minder verhuld racisme. Opnieuw mogen we zeker niet veralgemenen, maar de afgesloten cultuur van de loges, het radicale a-dogmatische en de ons-kent-ons-mentaliteit kunnen zo een houding stimuleren. Hoe is het immers gesteld met de houding van de vrijmetselarij ten aanzien van moslims? In het Antwerpse heb je wel een aantal seculiere Turken en Marokkanen in de werkplaatsen, maar het blijft wel een randfenomeen. Het getuigt sowieso van een onvoorstelbare naïviteit dat racisten, xenofoben of Vlaams-belangers geen vrijmetselaars zouden zijn. Een vrijmetselaar is op de eerste plaats een individu met zijn eigen karaktertrekjes. Als een Vlaams-nationalist vrijmetselaar wordt kan je niet verwachten dat hij, dankzij de vrijmetselarij, tot een belgicist zou evolueren. Losstaand hiervan hoorde ik al van verschillende bronnen over de ‘infiltratie’ van Vlaams-nationalisten in het algemeen en Vlaams-belangers in het bijzonder in de Belgische loges. Hoe zou je anders kunnen begrijpen dat de meest accurate info over vrijmetselarij op Wikipedia door Vlaams Belangers wordt verzameld? En hoe is het trouwens met de Vlaamsgevoeligheid van de loges? Het is niet omdat het GOB en de andere Obediënties in alle taalgroepen vertegenwoordigd zijn dat er overal communautaire peis en vree heerst. Ik zou heel graag diepgaand willen onderzoeken wat de aanwezigheid van Vlaams-nationalisme in de Belgische loges nu precies inhoudt.
Samengevat: het Knack-interview met Jan Blommaert legt, wat de vrijmetselarij aangaat, een aantal pijnpunten bloot. Maar opnieuw: laten we niet veralgemenen. Net zoals niet alle atheïsten echte vrijzinnigen kunnen zijn, zo zijn ook niet alle vrijmetselaars in zichzelf gekeerd.

1 opmerking:

  1. Zie het licht niet. we zijn ons ervan bewust dat er veel mensen online zijn die zich voordoen als een van onze agenten van de Illuminati-broederschap. Wees voorzichtig, niet iedereen die je hier online ziet, is echt. Deze organisatie is voor vrede, welzijn, kracht en roem. De organisatie vereist geen bloedoffer Bij interesse, vriendelijk Whatsapp: +1 (315) 3161521

    BeantwoordenVerwijderen