Alles over vrijmetselarij en genootschappen: geschiedenis, reviews, weblinks.

woensdag 29 december 2010

Jan Blommaert over vrijmetselarij in Knack 51, 2010

Mijn lievelingstijdschrift Knack produceerde vorige week, naar jaarlijkse traditie, een reeks van uitstekende interviews. Hierin steekt de interviewer altijd duidelijk veel voorbereidingstijd - wat complexe vragen en dito antwoorden van de geïnterviewde oplevert. Het is eens wat anders dan de klassieke openingsvraag die sportjournalisten doorgaans stellen aan flandriens die net, halverwege het peleton, de eindstreep overschreden hebben: 'En?'.
Maar soit, klaarblijkelijk werden diepzinniger vragen aan Jan Blommaert gesteld, in Knack 51. Blommaert is taalkundig antropoloog en sociolinguïst, als professor verbonden aan de Universiteit Tilburg (vroeger was dat Gent), essayist, collumnist en publicist (onder meer op het uitstekende dewereldmorgen). Een van zijn spraakmakende boeken was bijvoorbeeld Populisme, dat in 2004 verscheen. Geschreven in een tijd waar Steve Stevaert bij de sp.a nog het mooie weer maakte en claimde dat het socialisme vooral gezellig moest zijn. Dat vertaalde zich dan naar ‘begrijpelijk taalgebruik’ naar de mondale jan-(blommaert)-met-de-pet, wat leidde naar een eclatante overwinning van de partij bij de parlementsverkiezingen van 2003. Het bleek al snel om een holle frasering te gaan. Eens de roes van de overwinning gaan liggen zeeg de gezelligheidsfactor in elkaar en zakte de sp.a af naar de krochten van het politiek landschap. Stevaert was volgens Blommaert de levend geworden illustratie van de verglijding van ‘ernstige’ politiek naar een mediagebeuren, waar politici gemaakt en gekraakt worden door hun aanwezigheid in ‘de boekskes’ of bij tv-kwissen. Politieke invulling en ideologische overtuiging zijn dan van veel minder belang. Integendeel: ze zouden de verkoopswaarde van de jonge en hippe politicus bij het kiespubliek wel eens kunnen vertroebelen. Terug naar vandaag noemt Blommaert, in diezelfde context, ook Bart De Wever een populist. De Wever heeft een doel voor ogen – zijnde Vlaamse onafhankelijkheid – wat nog iets helemaal anders is dan een coherente ideologie, aldus Blommaert.
Het interview evolueert verder naar de stelling van Blommaert waarin hij meedeelt lange tijd te hebben vertoefd in milieus waar er uitsluitend denigrerend over gelovigen werd gepraat. En, effectief, Blommaert erkent dat hij vrijmetselaar is. Of beter gezegd: was. Hij was lid van dezelfde Gentse werkplaats als Siegfried Bracke. Na een vijftal jaren heeft hij zich in slaap laten stellen. Een aantal opmerkelijke citaten volgen dan: ‘Het stoort mij dat de vrijmetselaars hun eigen morele superioriteit nooit ter discussie stellen;’ ‘bedrog’ (met betrekking tot de interne discretie); ‘Het debat binnen die gemeenschap is op geen enkele manier beter dan het debat in de publieke ruimte’; ‘Er heerst binnen de vrijmetselarij een enorme hoeveelheid ontwetendheid, die wordt toegedekt door het idee dat vrijmetselaars het allemaal beter weten’; ‘Ik hoorde soms zwaar racistische praat in mijn werkplaats’; en ‘Het is slecht gesteld met de erfenis van de Verlichting.’
De uitspraken van Blommaert vonden meteen weerklank in – o, ironie – de populistische media zoals de webpagina van Gazet van Antwerpen, vandaag.be en clint.be. Vooral de reacties van de lezers, die mij telkens weer ervan overtuigen dat het ‘domheids-gen’ in de mens wel degelijk aanwezig is, waren op het onbeschofte af. Maar dat is wel vaker zo met reacties op krantenwebsites.
Laten we nu eens naar de kern van de zaak gaan: Blommaert werd kennelijk vanuit het academisch milieu van de Universiteit Gent gerecruteerd en verliet dus zijn loge wegens een fundamenteel onbehagen. We moeten natuurlijk oppassen met veralgemeningen, maar ik kan Blommaerts kritieken zeker vatten. De vrijmetselarij is immers vol met paradoxen: enerzijds wordt de kandidaat tijdens zijn inwijding het licht gegeven. Met andere woorden: hij wordt ondergedompeld in de maçonnieke mystiek en zal nu kennis en inzichten krijgen over zaken die hij niet wist – of niet doorhad. Alle evidenties en vooroordelen moeten dus aan de kant worden geschoven opdat het zoeken naar waarheid niet belemmerd kan worden. Het is net zoals de fameuze stelling van de Franse wiskundige Poincaré: ‘Het denken mag zich nooit onderwerpen, noch aan een dogma, noch aan een partij, noch aan een hartstocht, noch aan een belang, noch aan een vooroordeel, noch aan om het even wat, maar uitsluitend aan de feiten zelf, want zich onderwerpen betekent het einde van alle denken.’ Vanaf mijn studentenjaren aan de Vrije Universiteit Brussel wordt je met deze stelling om de oren geslagen en hier en daar kan je ze, en waarbij de tekst wordt geflankeerd door twee zuilen, mooi ingekaderd op de burelen aantreffen. Als kersvers personeelslid mocht ik, naast mijn contract, een document ondertekenen waarmee ik verklaarde Pointcaré nooit ter discussie te stellen. Deze ‘verklaring van Vrij Onderzoek’ lag ook ter ondertekening voor iedereen die een functie binnen een VUB-studentenkring ambieerde. Ik heb mij, tot vandaag, altijd aan deze stelling proberen te houden. Het is voor mij een element van mijn eigen levenshouding: zonder vooroordelen, met open visier en zonder dogma’s de wereld en de samenleving bekijken. Dat is de ware kern van vrijzinnigheid, niet het verwerpen van bijbel, kerk of godsbeginsel. Maar het kan soms verdomd moeilijk zijn je er aan te houden.
Kijken we even naar de vrijmetselarij dan is het a-dogmatische een van haar fundamentele principes, samen met broederlijkheid, solidariteit en vrijheid. Het gevaar is echter niet ondenkbeeldig dat het radicale a-dogmatische uiteindelijk zelf tot dogma verwordt. De verplichting om de verklaring van Vrij Onderzoek te ondertekenen, een vereiste om als VUB-personeelslid te worden opgenomen, is in de kern al een dogma. Je moét tekenen. Laten we nog een stapje verder gaan: indien je verklaart om alle dogma’s te verwerpen kom je automatisch in het vaarwater van kerk en geloof terecht. Bijgevolg stel je je onverdraagzaam op ten aanzien van de kerkelijke en religieuze dogma’s omdat zij de vrijheid van het individu beknotten. Natuurlijk belemmeren zij de vrijheid. Maar hoever kan je dan het a-dogmatische voeren? Moet je dan overdraagzaam ten aanzien van religie in haar totaliteit staan? En hoe vertaalt die houding zich dan in de praktijk? De a-dogmatische vrijzinnige kan weigeren om kerkelijk te trouwen of begraven te worden of om zijn kinderen te laten dopen. De zeldzame keren dat hij in een kerk is – voor een uitvaart bijvoorbeeld – kan hij weigeren om het kruisteken te maken of om te communie te gaan. Dit zijn voorbeeld van een louter persoonlijk standpunt. Anders gezegd: het individu bepaalt zelf in welke mate kerk en religie een rol in zijn leven spelen. Het zou anders gesteld zijn indien de vrijzinnige andere individuen gaat bekritiseren omdat zij wel in volle overtuiging naar de kerk gaan of gelovig zijn. Dan kom je in het vaarwater van het atheïsme terecht. In mijn mening is een atheïst iemand die zich enkel focust op het negatieve van de kerk en vaak niet echt goed weet wat er in de bijbel staat of wat de liturgie precies inhoudt. En eigenlijk heb je dan een gat in je cultuur. Hoe zou je anders The Life of Brian of Bach ten volle kunnen begrijpen?
Terug naar de vrijmetselarij. James Anderson stelde al in 1723 dat een vrijmetselaar nooit een domme atheïst mocht zijn. Nu is er over Anderson al heel wat inkt gevloeid en de ware betekenis van deze stelling is niet geheel vrij van discussie. Hoe dan ook is het in de reguliere vrijmetselarij een verplichting voor alle kandidaten om de Opperbouwmeester van het Heelal als dusdanig te erkennen. Dit is dan zo een beetje het tegengestelde van de verklaring van Vrij Onderzoek, hoor ik de lezer dezes al denken. Nu klopt dit niet helemaal: wie of wat er onder de Opperbouwmeester wordt verstaan is grotendeels vrij, a-dogmatisch dus, in te vullen. Je zou bijgevolg zelfs als vrijzinnige perfect de Opperbouwmeester kunnen onderschrijven wanneer je daarin niet zozeer een godsbeginsel maar een krachtig symbool zou zien. In de meeste Belgische loges is er echter van een Opperbouwmeester geen sprake. De samenstelling ervan kan daarom bestaan uit radicale vrijzinnigen en atheïsten, voor wie het a-dogmatische effectief tot dogma verheven is waardoor begrip, laat staan dialoog, met andersdenkenden moeilijk is. Dát is het punt waar Blommaert naar verwijst. Ik weet van meer dan een voorbeeld waar loges of vrijmetselaars zich totaal onverdraagzaam opstellen.
Anderzijds betekent het ontvangen van het licht geenszins dat de nieuwe vrijmetselarij nu plots veel slimmer wordt. Er heerst enorm veel onwetenheid over de eigen geschiedenis. Bijvoorbeeld: bij elk academisch congres over vrijmetselarij dat ik meemaak kom ik minstens een spreker tegen die zijn maçonnieke achtergrond op zijn wetenschappelijke laat primeren en bijgevolg nogal eens straffe uitspraken durft te doen. Bepaalde potjes blijven ook liever toegedekt, zoals de connecties van de Amerikaanse loges met de Klu Klux Klan. En wat de Belgische vrijmetselarij tijdens de Tweede Wereldoorlog betreft hoorde ik ooit iemand publiek beweren dat slechts een handvol broeders met de bezetter hadden gecollaboreerd, terwijl in werkelijkheid het Grootoosten toch wat werk had om haar eigen stal na 1944 uit te kuisen.
Onwetenheid handelt echter niet alleen over het verleden, maar ook over de toekomst. Wie weet immers het antwoord op de ‘vrouwenkwestie’? Hoe lang willen of kunnen GOB, GLB en RGLB de exclusieve mannelijkheid van hun loges handhaven? Waarom blijft het zo een heikel punt ter discussie, waarbij vaak emotionele en niet redelijke argumenten worden aangehaald ter handhaving.
Een andere stelling van Blommaert behandelt de ‘betweteringheid’ van de vrijmetselaar. Ook hier heeft hij niet helemaal ongelijk. Hoe je het ook draait of keert: de vrijmetselarij is en blijft een elitair genootschap. Op zich is daar helemaal niets mis mee: toen ondergetekende nog een abonnement op de Vlaamse Opera had bevond hij zich ook in elitaire wateren. Sinds Bert Anciaux op Cultuur lijkt ‘elitair’ wel een scheldwoord. Door het elitaire gehalte van de maçonnerie is het gevaar voor een ons-kent-ons-mentaliteit niet denkbeeldig. Dit kan zich vertalen naar een zich afzetten tegen de profane, onwetende wereld. Dat is ook een van de redenen waarom de vrijmetselarij nooit publiek zal optreden tegen alle mogelijke aanvallen van die profane wereld tegen haar. De buitenwereld weet immers niet beter. Toen ik nog student was, en toch al heel wat tijd had doorgebracht in het Maçonniek Documentatiecentrum van het GOB, was op een mooie middag de bibliothecaris niet aanwezig. Een broeder liet mij binnen. Maar voor elk boek dat ik uit de open rekken wou nemen was de man mij voor, en bekeek aandachtig cover en titel alvorens het mij te overhandigen. En toen een andere broeder even de bibliotheek passeerde hoorde ik hem influisteren om mij in de gaten te houden want ik ‘was maar een profaan’. Ik wordt er nog nerveus van als ik eraan terugdenk. Ander voorbeeld: Piet Van Brabant, de Vlaamse kampioen in het schrijven van boeken over vrijmetselarij en mede-stichter van de RGLB, gaf ooit een voordracht in Liedekerke. Het was een memorabele avond, want ik nooit geweten van een spreker die erin slaagde zijn publiek tegen hem te laten keren. Toen Van Brabant van een zeer geëngageerde dame de vraag kreeg waarom de vrijmetselarij zich niet openstelde voor vrouwen kreeg deze als antwoord: ‘Mannen en vrouwen zijn niet gelijk’. Punt. Nu had Van Brabant het ietwat diplomatischer kunnen aanpakken door bijvoorbeeld ‘niet gelijk, maar wel gelijkwaardig’ te gebruiken, maar soit. Derde voorbeeld: in Mechelen werd een debat gehouden tussen Jean Paul Van Bendegem en Yves Desmet (pro en contra). Commentaar van een oude maçon uit de zaal: ‘maçonnieke broederlijkheid staat hoger aangeschreven dan democratie’. De uitspraak veroorzaakte enige animositeit onder de aanwezigen.
Door het hele gedoe met lintjes, kleuren, graden, bestuursfuncties en dies meer creëer je ook een interne maçonnieke cultuur waardoor even kan vergeten dat er ook zo iets als een profane wereld bestaat waar dit allemaal niet van belang is. Het doet mij soms denken aan – vergeef mij het woord – debielen die tijdens fuif of cantus op de VUB in een bijzonder vieze toga, met een al even vies lint zich beter achtten dan alle andere gedoopte of niet-gedoopte studenten omdat zij meer gouden en vooral zilveren sterren op hun klak hadden staan. Ook deze houding gaat in tegen het beredeneerd a-dogmatische dat zo essentieel is voor de maçonnieke beleving. Hiërarchie dient om de werking van een werkplaats praktisch mogelijk te maken, en graden duiden enkel op de intellectuele ontwikkeling van de broeders. Het is immers nogal logisch dat een leerling-vrijmetselaar minder ver staat dan een meester, net als een eerste bachelor minder ervaring heeft dan een student die op het punt staat zijn masterdiploma te halen. Laat de vrijmetselarij vooral toch dat in gedachten houden.
De laatste en meest opvallende stelling van Blommaert betreft echter het verkapt en minder verhuld racisme. Opnieuw mogen we zeker niet veralgemenen, maar de afgesloten cultuur van de loges, het radicale a-dogmatische en de ons-kent-ons-mentaliteit kunnen zo een houding stimuleren. Hoe is het immers gesteld met de houding van de vrijmetselarij ten aanzien van moslims? In het Antwerpse heb je wel een aantal seculiere Turken en Marokkanen in de werkplaatsen, maar het blijft wel een randfenomeen. Het getuigt sowieso van een onvoorstelbare naïviteit dat racisten, xenofoben of Vlaams-belangers geen vrijmetselaars zouden zijn. Een vrijmetselaar is op de eerste plaats een individu met zijn eigen karaktertrekjes. Als een Vlaams-nationalist vrijmetselaar wordt kan je niet verwachten dat hij, dankzij de vrijmetselarij, tot een belgicist zou evolueren. Losstaand hiervan hoorde ik al van verschillende bronnen over de ‘infiltratie’ van Vlaams-nationalisten in het algemeen en Vlaams-belangers in het bijzonder in de Belgische loges. Hoe zou je anders kunnen begrijpen dat de meest accurate info over vrijmetselarij op Wikipedia door Vlaams Belangers wordt verzameld? En hoe is het trouwens met de Vlaamsgevoeligheid van de loges? Het is niet omdat het GOB en de andere Obediënties in alle taalgroepen vertegenwoordigd zijn dat er overal communautaire peis en vree heerst. Ik zou heel graag diepgaand willen onderzoeken wat de aanwezigheid van Vlaams-nationalisme in de Belgische loges nu precies inhoudt.
Samengevat: het Knack-interview met Jan Blommaert legt, wat de vrijmetselarij aangaat, een aantal pijnpunten bloot. Maar opnieuw: laten we niet veralgemenen. Net zoals niet alle atheïsten echte vrijzinnigen kunnen zijn, zo zijn ook niet alle vrijmetselaars in zichzelf gekeerd.

zaterdag 25 december 2010

programma ICHF

Het voorlopig programma van de Derde International Conference on the History of Freemasonry, dit keer in Alexandria, Virginia, is bekend. Down te loaden via deze link. Ondergetekende mag zich op zondagochtend melden.

maandag 20 december 2010

Vrijmetselarij in 15 minuten

Afgelopen zaterdag vond in het CC Knokke De Nacht van de Essentie plaats, waar ondergetekende gedurende 18 minuten een uiteenzetting over vrijmetselarij bracht. Voor een keer heb ik alles wat ik wou vertellen op papier gezet, min of meer van buiten geleerd, en dan gebracht samen met geluid en afbeeldingen - 33 ervan in totaal: lekker symbolisch getal dus. De tekst, inclusief kritische bedenkingen, duurt, rustig voorgelezen, een klein kwartier.

De profaan heeft net de eerste reis ondergaan. Geblinddoekt strompelt en struikelt hij in de onbekende ruimte gevuld met oorverdovend lawaai. Dan is het stil. Een tweede reis wordt aangevat, minder beangstigend dan de eerste. Ten slotte onderneemt de profaan een derde wandeling of reis in de zaal. De blinddoek wordt hem afgedaan. Het licht wordt hem geschonken. Hij of zij werd net ingewijd in de geheimen van de vrijmetselarij en zal nu als leerling-vrijmetselaar de zittingen van de loge kunnen bijwonen.
Vóór de profaan of kandidaat-vrijmetselaar aan de testen werd onderworpen, die uiteindelijk tot zijn inwijding zouden leiden, kende deze de vrijmetselarij waarschijnlijk eerder van de geruchten dan van de feiten. Powerpoint 1 Geheim genootschap. Serviceclub. Gezelligheidsvereniging. Sekte. Politieke praatbarak. Lobbygroep. Occulte en ouderwetse instelling. Ridicuul tijdverdrijf. Associatie van papenvreters en duivelaanbidders. Voorzetting van de tempeliers. Van de rozenkruizers. Van de gnostici. Van de Illuminati. Maar evengoed andere trefwoorden worden aan vrijmetselarij gelinkt. Vrije gedachte. Vooruitgang. Broederlijkheid. Engagement. A-dogmatiek. Wijsheid. Schoonheid. Kracht.
De leerling-vrijmetselaar zal gedurende een of twee jaar, verschillende avonden per maand misschien, naar de loge gaan om er te kappen aan de ruwe steen en te bouwen aan de tempel der mensheid. Vaak zijn de gevels van de loges anoniem. Soms verraden de architectuur  of subtiele hints de ware betekenis van het gebouw. In het hart bevindt zich een tempel: een rechthoekige ruimte waar de bankenrijen tegenover elkaar staan opgesteld, net als in het Engels parlement. Tussen de banken is de ruimte opengelaten voor een vloer in dambordpatroon, waar tijdens de bijeenkomsten vaak een tapijt vol symbolen wordt uitgerold, geflankeerd door drie kaarsen. Een, soort van altaar kan eveneens aanwezig zijn met daarop opengeslagen een bijbel of een ander ‘heilig’ boek. Symbolen van licht en duisternis – van kennis en onwetendheid – zoals de zon en de maan sieren de wanden, net als de letter G in de vlammende ster – verwijzend naar iets of iemand die ‘God’, in de meest brede betekenis, kan worden genoemd. Waar ook ter wereld zal de indeling van de ruimte van een vrijmetselaarstempel vergelijkbaar zijn.
De bijeenkomst wordt geleid door de voorzitter of Achtbare Meester, bijgestaan door bestuursleden die een soort van theaterstuk of allegorie uitvoeren. De leerling-vrijmetselaar wordt ondergedompeld in de bevreemdende sfeer die nergens anders in het gewone, profane leven kan worden opgeroepen. Het rituaal leidt vaak naar een toespraak of bouwstuk, gebracht door een van de broeders of zusters. Het bouwstuk wil kennis overbrengen naar de toehoorders. Het is een toespraak die over alles kan gaan wat de vrijmetselarij aanbelangt, zolang het maar niet rechtstreeks over politiek of religie gaat. Deze twee thema’s zouden debat of discussie kunnen uitlokken wat eigenlijk in de loge niet de bedoeling is. De spreker kan het hebben over de rol van de vrijmetselarij in de hedendaagse samenleving. Hij belicht het belang van het genootschap in de 19e eeuw. Hij kan het hebben over de maçonnieke invloed in het leven en werk van Mozart of Sibelius. Hij vertelt over Descartes, Spinoza of Lessing. Hij benadrukt om altijd kritisch en zonder vooroordelen te handelen. Of hij heeft het over vriendschap tussen mensen, van verschillende sociale en professionele achtergronden, die elkaar buiten de beslotenheid van de loge nooit zouden kunnen ontmoeten.
De leerling-vrijmetselaar zal een tijd lang in de rol van stille observator blijven. Dan wordt hij gezel en uiteindelijk meester. Het einde van de opleiding als het ware is bereikt. Maar het kappen aan de ruwe steen is nooit voltooid. Ritualen, symbolen, bouwstukken en het geheel van de maçonnieke bijeenkomsten hebben tot functie de vrijmetselaar intellectueel, emotioneel en spiritueel te verdiepen. Ze moeten van hem, eenvoudig gezegd, een beter mens maken. Hij zal deze ervaring ook in zijn alledaags leven buiten de loge kunnen laten gelden. Zo zal hij ook daar op zoek gaan naar diepere betekenissen achter evidenties. Een passer en een winkelhaak zullen bijgevolg niet langer uitsluitend gezien worden als werkinstrumenten voor wiskundigen, architecten en tekenaars, maar als symbolen aan te wenden om rond zich heen te kijken en om te zien of mensen rechtlijnig zijn. Vooroordelen worden aan de kant geschoven.
Paradoxaal genoeg lijkt de kritische geest niet altijd te werken wanneer om de eigen geschiedenis gaat. Hardnekkige legenden zoals de rechtstreekse lijn van de middeleeuwse kathedraalbouwers naar de hedendaagse vrijmetselaars blijven overeind. Historische feiten zoals stichting van de Université Libre de Bruxelles en de maçonnieke invloed in de liberale politiek van de 19e eeuw bewijzen geenszins dat vergelijkbare zaken vandaag nog mogelijk of wenselijk  zouden zijn. En het klopt zeker niet dat de aanwezigheid van passers, winkelhaken en andere maçonnieke tekens in het straatbeeld indicaties zouden van vrijmetselaarsinvloeden: zo heeft het ontwerp van het Warandepark van Brussel meer met 18e-eeuwse urbanistiek dan met vrijmetselarij te maken. Ook het uitpakken met namenlijsten van beroemde maçons uit het verleden is in feite een oppervlakkige en zelfs nutteloze bezigheid.
Dat de vrijmetselaar de neiging kan hebben om ook buiten de loge de invloeden van het genootschap te gaan zoeken heeft te maken met de door hun gecultiveerde sfeer. Niet enkel de aard van de bijeenkomsten maar ook de kledij stimuleren deze onwezenlijke en onwereldlijke cultuur. De broeders en zusters dragen witte handschoenen en schortjes of ‘schootsvellen’ met verschillende kleuren en symbolen. Het schootsvel is een waar tekensysteem dat vertelt over de graden, ritussen en functies die de drager ervan in zijn loge bezit, gebruikt of uitvoert. Zittingen vinden soms ook aan tafel plaats, of wordt er na het officiële gedeelte in de tempel een broedermaal aangeboden. Schootsvellen en maçonnieke gebruiksvoorwerpen kunnen echte collectors-items worden. De symbolen van de vrijmetselarij zoals meetinstrumenten, zuilen, accaciatakken en sterren inspireerden schrijvers, componisten en kunstenaars. Maar evengoed filosofen en politici, van Pierre-Théodore Verhaegen tot Achilles Van Acker, lieten hun wereldbeeld door het genootschap vormen.
Uiteraard is dit het haast utopische beeld dat de leerling-vrijmetselaar na zijn inwijding zal leren kennen. De realiteit is, zoals steeds, minder romantisch. Vrijmetselaars zijn op de eerste plaats mensen met passies, karakters, belangen en ambities die door de vrijmetselarij niet ineens van koers kunnen veranderen. Universele broederschap is eveneens een vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid. Dé vrijmetselarij of dé loge bestaat immers niet. Een groep van vrijmetselaars vormt een loge. Een groep van loges vormt een obediëntie. In België bestaan er meerdere obediënties in België, en die soms tegengestelde invullingen aan het begrip vrijmetselarij geven. Sommigen noemen zich vrijdenkend of atheïstisch en enkel openstaand voor mannen. Anderen verwachten van hun mannelijke leden dat ze in iets geloven dat de Opperbouwmeester van het heelal wordt genoemd. Nog anderen staan ook vrouwen toe, of enkel maar vrouwen. En al die vrijmetselaars – voor België gaat het om een 24.000-tal – zijn allemaal individuen met eigen meningen over het genootschap waar zij deel van uitmaken. In principe kan de vrijmetselarij dus nooit met een gemeenschappelijk standpunt naar buiten treden. Als ze al naar buiten wil treden.
De geheimhouding of de beslotenheid van het gegeven is al driehonderd jaar het voornaamste punt van kritiek. Argumenten pro-geheimhouding zijn er voldoende: ze vrijwaart de sereniteit van de bijeenkomsten en biedt de leden – de advocaat, de huisarts, de leerkracht – de garantie in alle vrijheid te kunnen handelen en denken binnen de beslotenheid van de tempel. Discretie is ook een elementair recht wat de privacy van de leden aangaat. Anderzijds stimuleert geheimhouding de negatieve beeldvorming. Van het ons-kent-ons-principe, het netwerk van gelijkgezinden, tot de mythe van samenzweerders zijn hier steeds tot terug te voeren.
Zijn de maçonnieke percepten van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid niet eerder façades? Hoe moet niet-beantwoorden van de vraag om vrouwen in alle loges toe te laten anders worden begrepen? Waarom slaagt de vrijmetselarij er niet in een realistische afspiegeling van de maatschappij te vormen, of blijft het de bedoeling in hoofdzaak de hogere middenklasse aan te spreken? Wat bezielt overtuigde atheïsten om logebijeenkomsten te houden ter ere van de Opperbouwmeester van het Heelal? Is de spiritualiteit die de vrijmetselaar in de loge vindt niet een surrogaat voor deze van de kerk? Waarom gaan intellectuele en gevormde mensen eens om de twee weken of eens per maand verkleed een ritueel uitvoeren? Zal dit alles effectief bijdragen tot de betere wereld en de vooruitgang van de mensheid? Enkel de individuele vrijmetselaar kan deze vragen beantwoorden en de kritieken weerleggen – of misschien zelfs ten dele onderschrijven.
Ongetwijfeld is de maçonnieke arbeid, van de leerling-vrijmetselaar tot de 33ste-grader, vanuit individueel standpunt bijzonder nuttig en mogelijk een onmisbaar element van het eigen leven. De vrijmetselarij in al haar verschijningsvormen moet daarom op de eerste plaats als een persoonlijk gebeuren worden beschouwd, dat voor buitenstaanders als zinloos of ongewenst kan worden beschouwd, maar voor geïnitieerden soms niet met woorden alleen te vatten is. Vandaar ook het belang van ritualen en symbolen.
Aan het slot van het inwijdingsrituaal, nadat de leerling-vrijmetselaar de eed heeft gezworen nooit de geheimen van het genootschap te zullen onthullen, trekt de stoet naar de vochtige kamer. De vraag of de nieuwe vrijmetselaar daadwerkelijk zijn eigen leven zal kunnen uitdiepen blijft voorlopig onbeantwoord.


maandag 13 december 2010

Interdisciplinaire Onderzoeksgroep Vrijmetselarij - Vrije Universiteit Brussel

Enkele woorden uitleg over de Interdisciplinaire Onderzoeksgroep Vrijmetselarij van de Vrije Universiteit Brussel, met als code- of roepnaam 'FREE', overgenomen uit de congresmap Freemasonry and Enligtenment:

The Interdisciplinary Research Group Freemasonry (FREE) was founded in 2005 by historian Jeffrey Tyssens and philosopher Jef Van Bellingen to foster research into Freemasonry within the Free University Brussels VUB. Currently, the research group is the main platform for historical research into Belgian Freemasonry. Its members have worked extensively on Freemasonry from the late 18th until the early 20th century. Recently, the Group is developing new research activities with regard to Masonic activities in Africa and the history of fraternalism in the United States. FREE sponsors doctoral projects on the role of Freemasonry in the construction of national identities in 19th-century Belgium, on the musical life of the Brussels' Lodges and on Belgian anti-Masonic tendencies. FREE's leading members are actively implied in the Monde maçonnique du XVIIIe siècle project. FREE is an active participant and co-organizer of the biennial International Conferences on the History of Freemasonry. By way of its chairman, the group is also connected to the editorial board of the Journal for Research into Freemasonry and Fraternalism. Since its foundation, FREE is the organizer of the Dutch sessions of the P.-Th. Verhaegen Chair.

Chairman: prof.dr. Jeffrey Tyssens
Vice-chairman: prof.dr. Jef Van Bellingen
Members: prof.dr. Jan Gorus, prof.dr. Jean Paul Van Bendegem, prof.dr. Rudolf De Smet, prof.dr. Gustaaf Cornelis, prof.dr. Eric Gubel, dr. Max de Haan, Anaïs Maes, Jimmy Koppen, Wim Van Moer, Kees Veenstra, Jan Van den Brande, David Vergauwen (Ph.D-students)
Contact: Vrije Universiteit Brussel - HIST, Pleinlaan 2, B-1050 Brussels, Belgium - tel: 0032 2 629 13 71 - jtyssens@vub.ac.be

Freemasonry and Enlightenment: impressies

De Interdisciplinaire Onderzoeksgroep Vrijmetselarij van de Vrije Universiteit Brussel, met ondergetekende als lid van het eerste uur, organiseerde afgelopen donderdag en vrijdag op campus Jette het internationale congres Freemasons and Enlightenment: radicalism contested? Een tachtigtal inschrijvingen waren genoteerd, wat niet echt slecht is voor vrij gespecialiseerd thema. Het programma moest wel in extremis nog enkele wijzigingen ondergaan, onder meer door de afwezigheid van Charles Porset van de Sorbonne en Max de Haan, voormalig hoofdredacteur van het Nederlandse maçonnieke tijdschrift Thoth, door ziekte. Het was bijzonder jammer om Charles Porset te missen, die een groot en erudiet kenner van de 18e eeuwse vrijmetselarij en ook zeer goed zicht heeft op de geschiedenis van het antimaçonnisme in Frankrijk door de eeuwen heen. Porset organiseert trouwens met Cécile Revauger van Bordeaux 3 de jaarlijkse studiedag in Parijs over de 18e-eeuwse maçonnerie. ’s Mans gevoel voor humor is haast even legendarisch als zijn academische kennis: zo beantwoordde hij ooit op zo een studiedag een vraag over de beweegredenen van de beruchte Franse antimaçon Augustin de Barruel met ‘Mais, Barruel, c’était un pédé!’ Maar dit alles geheel terzijde. Max de Haan, die alsnog dank zij speciaal vervoer een gedeelte van de eerste conferentiedag kon meemaken, liet zich als algemene inleider vervangen door Jef Van Bellingen, die een zeer mooie uiteenzetting presenteerde over de pre-1789 vrijmetselarij met al haar mythes – mythes waarvoor de vrijmetselarij zelf grotendeels verantwoordelijk was. Links naar en connecties met de tempeliers, de rozenkruizers, de alchemie, de kathedraalbouwers en andere grote en minder impressionante genootschappen werden in de jaren tussen de oprichting van de Grand Lodge in Londen in 1717 en de bestorming van de Bastille gecreëerd. Vaak gebeurde dit uit enig opportunisme: wou de vrijmetselarij immers de toenmalige ‘rich and famous’ aanspreken dan moest je die lokken met indrukwekkende titels en dito achtergrondgeschiedenissen. De vrijmetselarij zelf besefte wel dat een en ander niet echt strookte met de (historische) waarheid. Het liet haar leden achter met vragen over hun ware identiteit en geschiedenis – al in de 18e eeuw. Of, zoals Joseph De Maistre het uitdrukte: ‘Nous ne savons pas nous-mêmes qui nous sommes’. Bovendien was de vrijmetselarij van meet af aan een zeer duale broederschap: enerzijds vormde zij een soort van bijeenkomst van christenen die vanuit een gevoel van liefdadigheid of filantropie handelden maar vooral een gezelligheidsclub in stand hield – anderzijds een gesloten, ernstig genootschap waar traditie en rituaal in ere werden gehouden.
Eerste keynote-spreker van de eerste congresdag, 9 december, was de Amerikaanse Margaret Jacob van University of California. Ik ben fan van Margaret Jacob: ik hoorde haar in Edinburgh 2007, Canonbury 2009 en ken haar boeken. Een van haar stellingen is dat de vrijmetselarij in grote mate, datgene dat we Verlichting noemen, heeft gemaakt. Dit in contrast tot Jonathan Israel van Princeton, die de invloed van de loges en het maçonniek gedachtengoed in de filosofie van de Verlichting minimaliseert. Het contrast tussen beide stellingen vormde trouwens het startpunt van deze hele conferentie. Jacob’s paper, getiteld The Enlightenment and Freemasonry: a critical enquiry, bekeek het belang van loges in de 18e-eeuwse maatschappij, en het belang van het ‘doen van goede daden’ van dit soort genootschappen. Zo gaat de dialoog tussen Ernst en Falk van de Duitse filosoof Lessing (volledig: Ernst und Falk: Gespräche für Freymäurer, 1778) over de rol van goede daden in de wereld. Maar is de Staat hiervoor wel nodig? Is de Staat er voor de mensen of zijn de mensen er voor de Staat? Zowel de Mens als de Staat zijn twee aparte entiteiten waarbij de vrijmetselarij, aldus Lessing, als een brug zou kunnen fungeren. En welke rol speelt godsdienst hierin? Voor de Franse wijsgeer Du Marsais was het bestaan van God als een vooroordeel te beschouwen; dat is altans op te maken uit diens Le Philosophe uit 1730, dat evenwel pas in 1743 werd gepubliceerd. Enkel de burgermaatschappij of het middenveld (afhankelijk van hoe je de term ‘civil society’, gebruikt door Jacob, wil interpreteren) is de enige echte godheid. Bijgevolg: indien ‘civil society’ als godheid wordt begrepen, moeten er genootschappen, instituten of filosofen bestaan die over rol en betekenis van de maatschappij moeten nadenken. Loges kunnen dus als leerscholen voor de maatschappij, als mini-maatschappijen als het ware, worden begrepen. In de loge ga je immers niet enkel voor de gezelligheid, het engagement of de filosofische gesprekken, maar ook om de basisprincipes van maatschappij en democratie avant-la-lettre te leren: bestuurleden moeten er immers verkozen worden die over de loge ‘regeren’, reglementen worden opgesteld, aangepast en besproken, enzovoort. Een loge is dus een mini-regering waar, net zoals in de echte wereld, mannen de dienst uitmaken. Ook dat is een van de redenen waarom vrouwen in de 18e-eeuwse ateliers niet thuishoren. Zo zal de organisatie van de Nederlandse Grootloge, opgericht in 1754, zichzelf modelleren naar de Republiek. Intussen gaan anderen, via de vrijmetselarij, op zoek naar diepere betekenissen. Benjamin Franklin arriveert vanuit Amerika in Parijs waar hij Achtbare Meester van de legendarische Neuf Soeurs wordt en zich bezig houdt met de zoektocht naar de ‘universele en natuurlijke religie’, zeg maar een godsdienst waarin iedereen zich zou kunnen vinden, met een soort van Opperbouwmeester voor de gewone man. Franklin en andere verlichte denkers komen zo in de buurt van radicalen zoals Thomas Paine, een andere founding father van de Verenigde Staten. Als politicus zal Paine later bijdragen in de afschaffing van slavernij in Pennsylvania, de eerste staat ter wereld die dit zal doen. Paine was zelf geen vrijmetselaar, was er eigenlijk ook veel te radicaal voor, hoewel er zeker meer dan één link met de verlichte vrijmetselaars was te maken.
Schrijver dezes haastte zich vervolgens naar de naburige campus van de Erasmushogeschool om zijn les over onder ander Mobutu, een ietwat andere radicaal, te gaan geven. Hierdoor moest ik tot mijn spijt de rest van het congres missen, inclusief de volledige tweede dag. Het ware beter dit soort bijeenkomsten in het buitenland te houden, dan heb ik zeker geen enkel geldig excuus om de papers te missen.

BTFG

Juicht! onderzoekers aller standen en landen: het Revue belge de Philologie et d'Histoire - Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, ook bekend onder de afkorting BTFG heeft zopas haar archief op het net gezwierd. Het BTFG is één van de belangrijkste - misschien wel het belangrijkste - internationale wetenschappelijk tijdschrift voor artikels, essays, opiniestukken en recensies met betrekking tot, jawel, filologie en geschiedenis. Artikels worden eerst door een internationaal en academisch leescomité gescreend alvorens groen licht voor publicatie wordt gegeven, en meestal mag de auteur eerst nog een waslijst en aanvullingen en correcties doorvoeren eer het zover is. Het tijdschrift verschijnt vier keer per jaar, met in een van de nummers de volledige lijst van historische publicaties die het afgelopen jaar in België verschenen. Lange tijd had het tijdschrift niet eens een website, laat staan een mogelijkheid om on-line inhoudstafels of referenties te raadplegen. Menig student Geschiedenis, zoals ondergetekende, spendeerde (en verspilde) veel tijd in de universiteitsbibliotheek in het doorpluizen van alle nummers, op zoek naar dat ene artikel dat dan toch niet bleek te bestaan - of toch niet zo interessant was. Maar dat is dus verleden tijd: vanaf vandaag zijn een dikke zeventig jaargangen gedigitaliseerd en raadpleegbaar via persée, de Franse website die bomvol zit met historisch relevante uitgaven en wetenschappelijke werken van de voorbije eeuwen: een ware goudmijn voor de historicus! Over vrijmetselarij heeft het BTFG een en ander laten verschijnen: niet bijster veel, maar toch interessant genoeg om even bij stil te staan. Een artikel van ondergetekende over Amand Neut, 19e-eeuws krantenmagnaat, mede-organistator van de Katholieke Congressen van Mechelen uit de jaren 1860 en de eerste echte Belgische antimaçonnieke auteur, staat er nog niet op: dat verscheen pas een paar jaar geleden en kan nog op de lekker ouderwetse en papieren wijze worden geraadpleegd.

maandag 6 december 2010

Blog: boekennieuws VM

Via surfen ben ik toevallig op de weblog Boekennieuws VM terecht gekomen: een erg interessante site met beknopte posts die allerhande links plaatst naar geschreven info over vrijmetselarij, zowel in de gewone als gespecialiseerde boekhandel als op het internet. Meestal ontbreekt commentaar of analyse, maar worden van nieuwe publicaties bijvoorbeeld enkel de covers, flapteksten en links naar uitgever of auteur gegeven. Zo krijg je wel snel een goed beeld van wat er over VM zoal te lezen valt. Het is mij niet helemaal duidelijk wie of wat de blog onderhoudt, maar opsteller laat wel zijn kennis van het maçonniek en academisch veld blijken. Als ik het goed voorheb zijn de eerste posts pas van september dit jaar en staat de teller nu al op 43. Een site om in de gaten te houden.
http://boekennieuwsvm.blogspot.com/

vrijdag 3 december 2010

Recensie: Waarom ik bij de loge ben

Recent verscheen bij Houtekiet een bijzonder interessant boek: Waarom ik bij de loge ben, van VUB-emeritus hoogleraar orthopedagogiek Frank De Fever. Met heel veel belangstelling heb ik deze uitgave met de intrigerende titel gelezen, en vanaf de eerste pagina’s wordt het duidelijk dat de hooggespannen verwachtingen worden ingelost. Niet alleen werpt de auteur een blik in de interne keuken van de vrijmetselarij, maar biedt hij ook een bijzonder persoonlijk document aan, dat klaarblijkelijk zeer veel over de persoonlijkheid van de schrijver zelf zegt. Frank De Fever werd in 1984 ingewijd in een de loge die hij de schuilnaam ‘Ken Uzelf’ meegeeft. Om de discretie te vrijwaren maakt de auteur regelmatig gebruik van pseudoniemen, en dat is tegelijk ook een van de weinige momenten waarop hij niet ten volle in zijn kaarten laat kijken. De Fever werd relatief laat ingewijd; al tijdens zijn studentenjaren op de ULB wist hij eigenlijk al min of meer wat vrijmetselarij voorstelde, maar tot een echte kennismaking kwam het pas jaren later, dank zij collega’s en vrienden die lid waren maar die kennis nooit met De Fever hadden gedeeld, tot het juiste moment zich aanbood. In het boek komt de hele procedure van informatievergaring tot effectieve inwijding uitvoerig aan bod. Dat geldt ook voor het rituaal. Dat kan misschien wat vreemd klinken: in de meeste, zo niet alle boeken over vrijmetselarij wordt het inwijdingsrituaal nogal vaag gehouden onder het motto: ‘wie het niet zelf heeft meegemaakt kan het toch niet vatten’. Op zich is dat een onzinnige redering. Ik zou in geuren en kleuren kunnen vertellen over die fantastische productie van Elektra die ik vorig seizoen in de Muntschouwburg zag, dat mijn mond letterlijk openviel bij het slotbeeld – toen de achterwand van het decor opschoof en Orest, met de dode Elektra op zijn schoot, als een piëta torende boven een berg van lijken. En dat terwijl de donderende akkoorden van het Agamemnon-Leitmotiv door het geweldige Muntorkest in de zaal bulderden. Ik ben er dagen niet goed van geweest. Maar de lezer dezes was er hoogstwaarschijnlijk zelf niet bij dus moet hij mijn getuigenis maar voor waar aannemen. Hetzelfde dus wat inwijdingsrituelen in de vrijmetselarij betreffen: niets houdt je tegen om daar alle mogelijke details publiek over mee te delen – zolang je het zelf niet meemaakte kan je toch niet de ware indruk van het gebeuren vatten. Maar het geeft je wel een zeker beeld. En dat doet De Fever zeer mooi. En het wordt nog beter: de eerste logezitting na zijn inwijding is een anticlimax. Weg mysterie en overweldigende ervaring, weg volk. Ook dat is vrijmetselarij: lang niet iedereen is altijd aanwezig, en het kan vaak om heel technische en administratieve zaken gaan. Uitsluiting van broeders die in het profaan leven een misstap hebben begaan, bijvoorbeeld. Al dan niet toelaten van vrouwen. Nut en onzin van een ‘ladies’ night’. Dat zijn nu precies de redenen waarom jaarlijks meerdere broeders definitief de tempelpoort achter hen dichttrekken. Velen worden misschien ingewijd in de overtuiging dat ze nu eindelijk, via emotionele, spirituele en intellectuele zelfontplooiing aan een betere wereld zullen kunnen bouwen maar uiteindelijk enkel de holle frases van de rituelen zien en tot inzicht komen dat vrijmetselaars ook maar mensen zijn – met alle daarbij gepaard gaande tekortkomingen. De auteur haalt inderdaad een aantal feiten aan die toch wel van bedenkelijke aard zijn: dat hij met twee broeders, tijdens het show-block van zo een ‘ladies’ night’ een cowboy-en-indianen-act uitvoert is daar een voorbeeld van. Of die ene werkstudent die dacht dat hij zonder examen ook wel geslaagd zou zijn omdat professor De Fever immers ook lid was van dezelfde club. En ook de meesterverheffing, met haar verwijzingen naar de dood van Hiram, staan veraf van de werkelijkheid. Dat was ook één van de redenen waarom De Fever zijn maçonnieke activiteiten min of meer stopzette.

Het boek rekent ook met een aantal andere mythes af – zaken die in ander boeken over vrijmetselarij, geschreven door vrijmetselaars, nogal eens rooskleurig worden voorgesteld. Het ambt van Achtbare Meester bijvoorbeeld: helemaal niet leuk om te doen, bekeken vanuit een administratief oogpunt. Het eigen genootschap wordt ook met enige zelfkritiek benaderd. Voorbeelden van bouwstukken worden gegeven, een maçonniek lexicon, je krijgt als lezer een zeer goed beeld van de hogere graden en er is een interessante en echt unieke fotoreeks.

Het boek biedt ook een aantal confrontrerende situaties aan, voortkomend uit het persoonlijk leven van de auteur. De inzichten die hij krijgt als voorzitter van een hulpgroep van terminale kankerpatiënten bijvoorbeeld. Of wanneer zijn vader, die vijftig jaar op de belastingen werkte, op zijn afscheidsfeest te horen krijgt dat hij onuitstaanbaar was en dat zowat iedereen blij is dat hij eindelijk weggaat. En het leert de lezer ook over de auteurs inzichten in leven en dood, en de overgang die hij, via de Opperbouwmeester van het Heelal, maakte van atheïsme naar religieus atheïsme. Evidenties, zelfs wetenschappelijke wetmatigheden, komen, mede door zijn lidmaatschap van een loge, op de helling te staan.

Er zijn natuurlijk altijd zaken die beter konden: de overgang van de ene passage naar de andere verloopt niet altijd even gestroomlijnd en meestal zelfs hortend. Andere stukken tekst hadden misschien wat beknopter gemogen, want naar het einde toe is de spanningsboog niet meer zo aanwezig als in de eerste helft van het boek. Maar dit zijn eigenlijk maar details. Waarom ik bij de loge ben is zonder twijfel - en in alle oprechtheid - het beste boek dat ooit door een vrijmetselaar, in het Nederlands taalgebied, over vrijmetselarij is geschreven.

Een interview met de auteur lees je hier.

DE FEVER (Frank). Waarom ik bij de loge ben. Antwerpen/Amsterdam, Houtekiet, 2010, 253 p., € 19,95. www.houtekiet.com