De Antivrijmetselaarsbond kende haar ontstaansgeschiedenis in het Katholiek Congres, dat tussen 23 en 26 september 1909 in Mechelen werd gehouden. Het Congres was ongetwijfeld één van de meest prestigieuze en grootste in haar soort. De meest uiteenlopende thema’s die op het Congres aan bod kwamen waren het resultaat van het voorbereidend werk van de verschillende katholieke verenigingen. Niet alleen gaf het Congres nieuwe impulsen aan reeds bestaande organisaties en gaf zij de aanleiding tot de oprichting van nieuwe, maar ook door de massale aanwezigheid van delegaties van de katholieke werken bood het Congres een indrukwekkende demonstratie van de katholieke macht. Zeventien afdelingen met een totaal van tweehonderdvijftig rapporten kwamen op de congresdagen aan bod. Eén van de vele redevoeringen was deze van graaf Maximiliaan de Renesse Breidbach – een figuur die totaal onbekend is in de politieke geschiedenis van België. Hierin was de vrijmetselarij de grote vijand. Wat België betrof stelde de Renesse Breidbach vast dat, ondanks vijfentwintig jaar katholiek bestuur, nog steeds alle sleutelposten in de openbare besturen, pers, justitie, leger, onderwijs en administratie door vrijmetselaars werden ingevuld. De invloeden van de vrijmetselarij op de samenleving waren duidelijk merkbaar. De Renesse Breidbach drong bij de congresgangers er op aan dat er een absolute noodzaak bestond om “op alle manieren de mortelbroeders te bestrijden, hunne handelingen met de stem der drukpers openbaar te maken, hunnen namen te doen kennen”. De rapporteur stelde dus voor “een verbond te vormen dat voor doel zal hebben den vijand van ons geloof, van onze godsdienst te keer te gaan en zelfs van hem terug te drijven in zijne geheime krochten”. Het Congres van Mechelen besloot de Renesse Breidbach gelijk te geven en de stichting van een antimaçonnieke liga werd aangekondigd. Deze liga zou uitsluitend zijn samengesteld uit leken, met een centrale zetel en onderafdelingen op provinciaal en regionaal vlak.
De Antivrijmetselaarsbond ging in 1910 van start, met de Renesse Breidbach als voorzitter. De drijverende kracht achter de organisatie was echter de jonge Brusselse jurist Valentin Brifaut, die betrokken was in meerdere katholieke organisaties (zoals het Katholiek Schoolverbond, de Jonge Katholieke Wacht en de Federatie van Katholieke Kringen en Verenigingen) en één van de organisatoren van het Mechels Congres was. Voor Brifaut was het inwinnen van zoveel mogelijk informatie cruciaal in de strijd tegen de vrijmetselarij. De Antivrijmetselaarsbond moest enerzijds een informatie- en propagandacentrum worden; anderzijds ambieerde Brifaut om er een volwaardige katholieke drukkingsgroep van te maken. Brifaut kon rekenen op de morele steun van het establishment, inclusief kardinaal Mercier. In 1907 trad Brifaut met zijn antimaçonnieke standpunten naar buiten. In januari verscheen daarover een artikel van zijn hand in de katholieke Revue générale: via onderwijs, pers en politiek wou de vrijmetselarij op legale wijze de macht grijpen, om vervolgens eveneens op legale wijze de staatsinstellingen in maçonnieke geest te veranderen. Uiteindelijk zou de burger zodanig door de maçonnieke principes gehersenspoeld zijn dat hij bij de volgende verkiezingen zijn stem op de liberalen of socialisten zou uitbrengen.
Brifaut had zijn inspiratie voor de Belgische Antivrijmetselaarsbond ongetwijfeld bij de Association Antimaçonnique de France, en andere, vergelijkbare Franse organisaties. Ook hier was er een raad van bestuur, samengesteld uit aristocraten. Deze bestuurders waren eerder moreel dan effectief bij de werking van de Antivrijmetselaarsbond betrokken.
De Antivrijmetselaarsbond zou ook tentoonstellingen en conferenties organiseren, brochures, affiches en postkaarten publiceren en een eigen tijdschrift verzorgen. Veel kwam daar niet van in huis, met uitzondering van haar tijdschrift Bulletin antimaçonnique. Een abonnement kostte 2,5 frank, wat vrij prijzig was. De organisatie richtte zich dan ook voornamelijk op de Franssprekende hogere klasse. Het tijdschrift stelde de vermeende samenzwerende activiteiten van de loges aan de kaak, publiceerde foto’s van broeders die hun werkplaats verlieten, en bracht interne documenten in de openbaarheid.
De taak van de Antivrijmetselaarsbond was simpel en duidelijk: “Pous combattre le mal qu’elle fait et pour conjurer les désastres qu’elle prépare, faut-il la démasquer en lui arrachant son secret. C’est le but que poursuit la Ligue Antimaçonnique. (...) La pleine lumière de la publicité, la Ligue Antimaçonnique entend l’utiliser au profit de tous les citoyens, aux dépens de la Secte, malgré elle et contre elle.” En:“Notre Ligue est une oeuvre de salut public au double point de vue religieux et social. Combattre la Secte maçonnique et la réduire à l’impuissance, c’est la façon la plus efficace possible de nous défendre contre les dangers de chaque jour plus menaçants, de la révolution sociale.”
Toen Eerste Minister en Minister van Defensie Charles de Broqueville in 1912-1913 militarien verbood om lid te zijn van een politieke groepering of partij of van een ideologische vereniging – zonder het expliciet te zeggen kon daar ook de vrijmetselarij toe gerekend worden – greep Brifaut dit aan als een persoonlijke overwinning. In werkelijkheid had Brifaut, in 1912 tot volksvertegenwoordiger gekozen, noch de Bond enige invloed kunnen uitoefenen. Dit verbod moest immer volledig bekeken worden in de militaire hervormingen met het oog op de internationale spanningen.
Brifaut streefde er ook naar de ambtenarij van vrijmetselaars te zuiveren. In 1914 viel hij zelfs de (katholieke) Minister van Koloniën Jules Renkin publiekelijk aan omdat deze weigerde de vrijmetselarij in Congo buiten de wet te stellen. De Broqueville en Mercier hebben toen Brifaut het zwijgen moeten opleggen: zijn acties beschadigden de katholieke eendracht. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verdween de Bond. Haar prestige, voor zover ze dat ooit had, was volledig op. Ze werd heel snel vergeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten