Opgepast: in deze recensie zitten een aantal spoilers die het plezier voor diegenen die het boek nog niet hebben gelezen zou kunnen vergallen.
Zes jaar hebben we erop moeten wachten: enkele weken geleden werd ons geduld beloond toen de opvolger van De Da Vinci Code in de boekhandels verscheen. In 2003 veroorzaakte Amerikaans auteur Dan Brown (°1965) een kleine aardverschuiving in de charts door dit boek, dat ontelbare weken aan de top genoteerd stond, en waarvan vandaag wereldwijd zo een 80 miljoen exemplaren in 40 verschillende talen zijn verkocht. Een ietwat flauwe verfilming volgde spoedig. De Da Vinci Code heeft mislukte singer-songwriter Dan Brown niet alleen rijk en beroemd gemaakt maar hem ook in het middelpunt van allerhande controversies geplaatst. Kennelijk vond het Vaticaan het noodzakelijk in een persbericht mee te delen dat Jezus Christus nooit iets met Maria Magdalena heeft gehad, laat staan dat er een nageslacht uit is voortgekomen; dit was één van de kerngegevens uit het boek. Het was ook omwille van die passage’s dat Michael Baigent, Richard Leigh en Henry Lincoln, auteurs van Heilig Bloed en de Heilige Graal, Brown een proces aandeden wegens plagiaat. Het was immers in dat laatste, non-fictie boek dat de vermeende historie van de nazaten van Christus uit de doeken werd gedaan. Uiteindelijk werd Brown in het gelijk gesteld: hij had immers fictie geschreven, gebaseerd op non-fictie, zonder effectief te plagiëren. Afgezien hiervan was en is De Da Vinci Code een spannend boek, vol met kryptische verwijzingen die in de loop van het verhaal moeten worden ontcijferd, achtervolgingen, een herkenbare en wereldberoemde setting (het Louvre! Rosslynchapel!) booswichten en een storyline die balanceert tussen feiten en verzinsels. Je zou voor minder beginnen te denken dat Brown meer doet dan enkel een verhaal vertellen.
De verwachtingen voor de opvolger waren bijgevolg hooggespannen. In welk netelig web van intriges ging hoofdpersonage en Dan Brown’s alter ego Robert Langdon nu weer verzeild geraken? Brown zelf gaf aan dat de (Amerikaanse) vrijmetselarij het centrale gegeven zou worden en dat het boek The Solomon Key als titel meekreeg. Publicatie was gepland in de zomer van 2007. Enkel de verwijzing naar vrijmetselarij en de nieuwe Dan Brown was trouwens voor ondergetekende voldoende argument om voor Pearson de Nederlandse versie van Freemasons for dummies te maken. De lezer van The Solomon Key zou bijgevolg meteen hiernaar kunnen grijpen om de waarheid over die maçons te kunnen lezen. Maar helaas! Net zoals Harvard professor in symbolenleer Langdon zijn manuscripten nooit voor de dead line bij zijn uitgever kan indienen, zo wachtte Dan Brown nog eens twee jaar alvorens het boek, nu met als titel The Lost Symbol, op het publiek werd losgelaten. Op 15 september 2009 (15+9+9=33; heeft u hem?), dag van de lancering, gingen al een miljoen exemplaren de deur uit. En was het de moeite waard om zo lang te wachten?
Zonder de plot in details te verraden moet uw dienaar toch bekennen zich aan te sluiten bij de meerderheid van de critici en recensenten: het boek is leuk, aardig, intrigerend, met soms enkele spannende passages maar niet meer dan dat. Dan Brown is geen echte intellectueel. Zijn research lijkt voornamelijk op pseudo-wetenschappelijke of wetenschapspopulariserende literatuur, vol met anekdotes, te komen. De colleges die Langdon en Smithsoniandirecteur Peter Salomon in de loop van het boek geven lijken mij eerder van secundair onderwijsniveau te zijn dan echt universitair, laat staan Harvard. Brown verwijst bijvoorbeeld ook een keertje naar La Divina Commedia van Dante maar uit niets blijkt dat hij dat boek zelf ook wel gelezen heeft. Je hebt als lezer ook niet de indruk dat je bezig bent met De slinger van Foucault van Umberto Eco, om maar iets te zeggen.
Brown is eigenlijk ook geen groot schrijver: zijn dialogen lijken zo uit een Hollywoodblockbuster te komen (“What the hell”, “What the hell is going on” en “What the...” komen maar liefst 24 keer voor), de personages missen diepgang (wat weet je als lezer nu eigenlijk over Office of Security-directeur Inoue Sato, een niet onbelangrijk personage), de geloofwaardigheid is vaak zoek (dat Langdon diezelfde Sato zo gemakkelijk van zijn verhaal kan overtuigen bijvoorbeeld) en door flashbacks en een gefragmenteerde vertelling wordt de vaart in dit boek, dat met 500 pagina’s in Nederlandse vertaling veel te lang is, onderuit gehaald. Bovendien hebben dit allemaal al eens in De Da Vinci Code gelezen: Robert Langdon die tegen zijn zin in een levensgevaarlijk avontuur terecht komt, het ontcijferen van codes die tot andere codes leiden – met als einddoel de vindplaats van een verborgen ‘schat’, de schurk van dienst die op de ‘verkeerde plek’ wordt geëlimineerd (terwijl hijzelf er natuurlijk van overtuigd is dat hij zich wél op de juiste vindplek van de ‘schat’ bevindt) en waardoor Brown de lezer in alle rust kan meenemen naar de feitelijke finale. Hier in casu de trappen van het Washingtonmonument. Ik blijf het vrij bizar vinden dat a) Robert Langdon als dé grote symbolenspecialist een aantal evidenties niet meteen beseft. Het was nogal wiedes dat het Washingtonmonument, met zijn connotaties naar de vrijmetselarij (niemand soms de Egyptische symboliek van een 169 meter hoge obelisk opgemerkt, nee?), wel degelijk in het boek aan bod moest komen. Alle andere en evidente opties, zoals het Masonic Memorial in Alexandria, de Shrinerstempel en de hoofdzetel van de Schotse Ritus – Zuidelijke Jurisdictie waren al afgevallen. Veel blijft er in Washington DC natuurlijk niet meer over. Het is ook nogal ongeloofwaardig dat b) Robert Langdon in het midden van de nacht, na zelf bijna het loodje te hebben gelegd, een sight seeing krijgt aangeboden van Peter Salomon, die ook haast het zelfde lot was beschoren, een dag eerder zijn hand was kwijtgeraakt en met zowat alle trauma’s uit zijn hele leven in vijf minuten tijd werd geconfronteerd en eigenlijk half dood in een ziekenhuisbed zou moeten liggen. Uiteindelijk is de algehele geloofwaardigheid de achillespees van The Lost Symbol. Als vrijzinnige zou je jezelf nog enigszins kunnen verkneukelen aan het Jezus-en-Maria-Magdalenaverhaal van Da Vinci Code en, met een beetje goede wil, er zelfs enige oprechtheid aan kunnen hechten. Maar om in alle eerlijkheid te verkondigen dat een aantal nitwits die aan ‘noëtische wetenschappen’ doen even grote pioniers zouden zijn als Newton en Einstein krijg je niet verkocht. Toch zeker niet aan een ernstig Harvardprofessor als Langton die zich best bij SKEPP zou aansluiten. Kort samengevat is ‘noetic science’ een mengeling van wetenschap en meditatie; een beetje zoals The Force uit Star Wars. Herinnert u zich Luke Skywalker die in The Empire strikes back door telekinetische kracht een sterrenjager uit het moeras laat opduiken? Dát moet zo ongeveer door de ‘noëten’ wetenschappelijk te verklaren zijn.
De vrijmetselarij komt hier zeer positief naar voren. Brown gaf zelf toe dat hij zijn boek als een soort van oefening zag om hulde te brengen aan de maçonnieke broederschap. In de Verenigde Staten, waar de maçonnerie op een absoluut dieptepunt is qua ledenaantallen, zullen dat zeker graag horen. Maar het gaat in dit boek (haast vanzelfsprekend) enkel over de Amerikaanse vrijmetselarij, die in filosofie en praktijk toch enkele serieuze verschillen met de continentale Europese heeft. Zo gaat Brown er al te zeer van uit dat de hogere graden automatisch op de blauwe volgen. Door een realistische weergave van de inwijdings- en bevorderingsrituelen stelt hij – en samen met hem, zowat alle personages uit het boek – dat de buitenwereld deze sowieso als satanisch, occult, samenzwererig en ander minder fraais gaat interpreteren. Brown veronderstelt dus dat de buitenwereld ofwel nog nooit van vrijmetselarij heeft gehoord ofwel daar automatisch een negatieve connotatie aan verbindt. Maar het maçonnieke geheim, dat in The Lost Symbol ten onrechte met het bewaren van de ‘Oude Mysteriën’ wordt gelinkt (het blijft fictie, nietwaar), bestaat in de Verenigde Staten niet echt. Terwijl je hier al heel wat moeite moet doen om het adres van een plaatselijke loge te vinden, laat staan haar verantwoordelijken en zeker haar agenda, lijken deze zaken aan de andere kant van de plas soms letterlijk uit het straatbeeld af te lezen. Ik heb ooit zelfs baseballpetjes onder ogen gekregen met een passer en winkelhaak erop (en een letter G in het midden) met daarbij het opschrift “Proud to be a Mason”. Afgedankte tempels worden als dusdanig op de immobiliënmarkt gezet. Reclamespots worden op tv uitgezonden om nieuwe leden aan te lokken. En dan zwijgen we nog maar over de weergave van vrijmetselarij in de Amerikaanse popcultuur, van National Treasure tot The Simpsons. De bewering in The Lost Symbol dat de ‘onthulling’ van rituelen en namen van leden een wereldwijde anti-Amerikaanse hetze zal doen lostbarsten is niet alleen erg overdreven; het is ook belachelijk.
Samengevat: is The Lost Symbol een goed boek of niet? Het is in ieder geval geen uitschieter. Zeker niet slecht, indien hij wordt gelezen alsof je naar Revenge of The Fallen of Star Trek aan het kijken bent: verstand op nul dus. Vooral de nieuwsgierigheid van de lezer wordt geprikkeld: je weet immers in grote lijnen hoe het zal aflopen (Robert Langdon die het loodje zal leggen: welnee! De daadwerkelijke ontdekking van de Oude Mysteriën: welnee! De snoodaard van dienst die op een gepaste doch pijnlijke manier aan zijn einde komt: natuurlijk!) maar je wil vooral weten hoe dat alles uiteindelijk in zijn plooien zal vallen. Dat is nog iets anders dan een echt spannend en nagelbijtend verhaal vertellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten