Alles over vrijmetselarij en genootschappen: geschiedenis, reviews, weblinks.

dinsdag 28 april 2009

call for papers American Freemasonry

CALL FOR PAPERS – Symposium on American Freemasonry and FraternalismNational Heritage Museum,LexingtonMassachusetts 
New Perspectives on American Freemasonry and Fraternalism – Friday, April 9, 2010
The National Heritage Museum announces a call for papers for its first biannual symposium, “New Perspectives on American Freemasonry and Fraternalism,” to be held on Friday, April 9, 2010 at the Museum in LexingtonMassachusetts. 
The National Heritage Museum is an American history museum founded and supported by Scottish Rite Freemasons in the Northern Masonic Jurisdiction of the United States.  As the repository of the largest collection of American Masonic and fraternal objects, books and manuscripts in the United States, the Museum aims to foster new research on American fraternalism and to encourage the use of its scholarly resources.The symposium seeks to present the newest research on American fraternal groups from the past through the present day.  By 1900, over 250 American fraternal groups existed, numbering six million members.  The study of their activities and influence in the United States, past and present, offers the potential for new interpretations of American society and culture.  Diverse perspectives on this topic are sought; proposals are invited from a broad range of research areas, including history, material and visual culture, anthropology, sociology, literary studies and criticism, gender studies, political science, African American studies, art history, economics, or any combination of disciplines.  Perspectives on and interpretations of all time periods are welcome.
Possible topics include: 
  • Comparative studies of American fraternalism and European or other international forms of fraternalism
  • Prince Hall Freemasonry and other African-American fraternal groups
  • Ethnically- and religiously-based fraternal groups
  • Fraternal groups for women or teens
  • Role of fraternal groups in social movements
  • The material culture of Freemasonry and fraternalism
  • Anti-Masonry and anti-fraternal movements, issues and groups
  • Fraternal symbolism and ritual
  • The expression of Freemasonry and fraternalism through art, music, and literature
  • Approaches to Freemasonry – from disciplinary, interdisciplinary, or transnational perspectives; the historiography and methodology of the study of American fraternalism  
Proposals should be for 30 minute research papers; the day’s schedule will allow for audience questions and feedback.Proposal Format: Submit an abstract of 400 words or less with a resume or c.v. that is no more than two pages.  Be sure to include full contact information (name, address, email, phone, affiliation).Send proposals to: Aimee E. Newell, Senior Curator of Collections, National Heritage Museum, by email atanewell@monh.org or by mail to 33 Marrett RoadLexingtonMA  02421
 Deadline for proposals to be received is August 15, 2009.  For more information about the NationalHeritage Museum, see www.nationalheritagemuseum.org.  For questions, contact Aimee E. Newell as above, or call 781-457-4144.

vrijdag 10 april 2009

Tentoonstelling Hoei

In Hoei loopt er momenteel een tentoonstelling over 200 jaar plaatselijke vrijmetselarij. Het bericht erover stond te lezen op de blog hiram.be. Ik heb vruchteloos het wereldwijde web afgezocht op zoek naar meer info hierover maar zelfs de site van Hoei zelf weet niet meer te vertellen dat dat het om een initiatief gaat van Les Amis de la Parfaite Intelligence. Er bestaat hierover geen persmededeling, geen e-mail of telefoonnummer voor verdere info of enige andere gegevens die meer kunnen zeggen over de organisatie van deze tentoonstelling. De affiche meldt enkel dat Si la loge m'était contée. 200 ans d'histoire maçonnique à Huy van 5 tot 19 april, tussen 12 en 18u te bezichtingen is in de St.-Mengoldkerk, place Verte, achter het stadhuis. Een catalogus (?) door Adrien Lhomme (?) en uitgegeven door de locale Cercle d'Etude Joseph Lebeau is aan € 50 te koop via onder meer www.cale-seche.com

A la fin du XVIIIe siècle, Huy est une petite bourgade de 5 000 habitants, implantée sur les rives de la Meuse, entre Namur et Liège. On n'y dénombre pas moins de 17 communautés religieuses et 14 églises. Les remparts sont en ruine. Les trois-quarts de la population sont inscrits au registre des indigents. Et pourtant, la République va élever le statut de Huy au rang de sous-préfecture du département de l'Ourthe.
En 1809, en pleine apogée de l'Empire, des fonctionnaires français, partis de Paris, de Champagne et de Liège, débarquent dans la vieille cité médiévale, érigent les colonnes d'une loge maçonnique et entraînent le peu de bourgeoisie locale dans leur sillage.
C'est le début de deux siècles d'histoire au cours desquels la loge va partager toutes les douleurs et tous les enthousiasmes d'une population en marche vers toutes les libertés modernes.
Tirage numéroté et limité à 500 exemplaires.

donderdag 9 april 2009

Brussels gemetsel

Bijna 10 jaar geleden verscheen er een prachtig boek, waarbij de titel alleen al - Brussel, vrijmetselaars in de stad - deed veronderstellen dat 's lands hoofdstad vol maçonnieke bouwsel en symbolen zou staan. Niets van aan dus: als er al maçonnieke tekens in Brussel aanwezig zouden zijn moeten die bijna met een vergrootglas worden gezocht. 

Wie weet bijvoorbeeld dat het standbeeld van de Franse generaal Belliard - het eerste monument voor een niet-vorst in Brussel - een suptiele maçonnieke hint bevat?



Achter het borstlint van de vrijmetselaar Belliard zit een accaciatak: een spielerei van beeldhouwer Geefs, lid van Les Amis Philanthropes. Niet zo ver daar vandaan - van de Bozar tot de Koninklijke Bibliotheek - staan passer en winkelhaak prominent aanwezig. Enig tijd geleden besliste een of andere nitwit om de hoofdingang van de KB te verleggen van de daarvoor ogenschijnlijk ontworpen inkomhal naar een vies, vuil en vettig hoekje in het park tussen de KB en het Congressenpaleis. Die donkere vlekken op de trappen zijn wel degelijk urine, voor diegene die er nog aan zou twijfelen. Ze zullen waarschijnlijk een zeer logische, praktische en ongetwijfeld politiek zeer verdedigbare reden hebben gehad om de nationale bibliotheek een nieuwe entree te geven. Je kan er wel niet meer na 5 uur 's avonds langs hier naar binnen of buiten en moet dan een deur aan de andere kant van het gebouw gebruiken. De gepensioneerde bibliotheekgangers, een niet onbelangrijk deel van het vorserspubiek, krijg je anders niet meer na 5 uur door het park. Niet dat dit alles iets met de foto's hier te maken heeft, maar het bood mij even de gelegenheid enige afbrekende kritiek op d'Albertina te ventileren. Maar terug naar de passer en winkelhaak: doordat de ingang van de KB nu daar is, valt het nog meer dan anders op. Je zou dus de neiging hebben om wel degelijk een maçonniek symbool aan te duiden. Maar niet te vlug: de figuren errond lijken mij niet meteen iets met de Koninklijke Kunst te maken te hebben: wel met andere kunsten. Er is in de loges wel enige theatraliteit merkbaar, maar ik denk dat het te ver zou gaan toneelmaskers als vaste regalia te bestempelen. Vandaar: onderstaande sculptuur stelt eerder de muzen voor dan de maçons.  




Terug naar boven nu. Het Warandepark, met wandelpaden in de vorm van een gigantische passer, is één van de hardnekkigste maçonnieke mythes. Ook hier: niets met vrijmetselarij te maken. De aanleggers van het park lieten zich aan het einde van de 18e eeuw inspireren door de 'mode' om in urbanistiek zoveel mogelijk geometrisch te denken. Het Koningsplein is uit dezelfde periode: alles mooi afgeleid en op elkaar afgestemd. Kijk trouwens eens op google earth naar de tuinen van het kasteel van Versailles: daar ga je ook passers, schietloden, waterpassen en andere werktuigen in het patroon terugvinden. In 1991 liet een kunstenaar zich wel door de vermeende maçonnieke achtergronden van het Warandepark inspireren toen hij op de muur aan het Paleizenplein het letterwoord VITRIOL liet installeren (en LOIRTIV aan de andere zijde). Dit staat voor visita interiora terrae rectificando invenies occultum lapidem of vrij vertaald: zoek de duistere steen in het binnenste van de aarde - of nog vrijer vertaald: ken uzelf. VITRIOL komt als letterwoord al eens voor in het reflectiekabinet, de ruimte waar de profaan zijn 'filosofisch testament' schrijft vlak voor diens inwijding tot leerling. 


Naar de Université Libre de Bruxelles dan. Solboschcampus, Rooseveltlaan, vlak voor het Paul-Emile Janson auditorium. Dit is wel een echte maçonnieke verwijzing. Les Amis Philanthropes schonk dit kunstwerk aan de ULB ter gelegenheid van haar 150e verjaardag. Het was immers in die loge dat Pierre-Théodore Verhaegen in 1834 met onmiddellijk succes opriep een vrije universiteit op te richten als reactie op het katholiek initiatief in Mechelen (dat een jaar later naar Leuven verhuisde en sindsdien bekend staat als de KULeuven).




De offspring van de ULB, de Vrije Universiteit Brussel, heeft niet zo een monument. Er zijn wel een aantal symbolen aanwezig in de 'kuif' van het rectoraat, ontworpen door Renaat Braem (Gebouw M, door connaisseurs ook wel 'de sigaar' of 'caprice des dieux' genoemd en andere, niet altijd flatterende bijnamen). Allemaal voor interpretatie vatbaar, maar niets expliciets bedoeld. Jammer, niet!










woensdag 8 april 2009

Recensie Valentin et Henry Brifaut

Valentin Brifaut (1875-1963), centrale figuur in mijn paper voor Edinburgh twee jaar geleden (zie de post hierover elders op deze blog), was de belangrijkste figuur binnen de Belgische Antivrijmetselaarsbond, die in 1910 werd opgericht - en waarvan de noodzaak ervan op het Katholiek Congres van Mechelen, een jaar eerder, werd bepleit. Een aantal jaar geleden heb ik in een antiquariaat in de Marollen het volledige en gebundelde Bulletin antimaçonnique (het tijdschrift van de Bond) op de kop weten te tikken mét een door Brifaut zelf geschreven reçu. Nog eerder vond ik in een doos op de vlooienmarkt - excuseer: antiekmarkt - van Tongeren een boek uit 1852, getiteld Le protestantisme comparé au catholicisme met op de cover Brifauts handtekening. En ook het serienummer uit de bibliotheek waaruit een of andere onverlaat dit boek onrechtmatig had ontvreemd. De man zelf is een bijzonder boeiend figuur waarover maar weinig echt uitvoerige info te vinden valt. Maar met Thierry Scaillets dubbelbiografie van Valentin en zoon Henry, vorig jaar gedeeltelijk in eigen beheer verschenen, leek deze lacune te zijn opgevuld.
Valentin Brifaut ontpopte zich al tijdens zijn studies aan de Leuvense Alma Mater tot ‘propagandist’ van de katholieke zaak, wat zich uitte in zijn betrokkenheid als (mede-)stichter en geëngageerd bestuurder van verschillende instanties zoals L’Oeuvre des Missions catholiques de l’Etat indépendant du Congo (°1897), Les Jeunes Gardes catholiques (°1879), de Ligue scolaire catholique (°1909) en de Fédération des Associations et Cercles catholiques (°1884) en zijn deelname aan verschillende internationale eucharistische congressen. In 1912 werd het gemeenteraadslid uit Elsene voor het arrondissement Dinant-Philippeville in de Kamer verkozen maar hield er zich in de eerste periode, waarschijnlijk ten gevolge van antiklerikale intimidaties, opvallend op de vlakte. Hij zou tot 1925 in de Kamer zetelen; tussen 1944 en 1946 keerde hij terug naar het Parlement, maar dan als senator. In de jaren 1920 werd hij een centrale figuur binnen de katholieke scoutsbeweging, die hij tussen 1929 en 1936 als voorzitter van de Fédération des Scouts catholiques, actief in Franstalig België, zou leiden. Valentin Brifauts betrokkenheid bij de scouts was opmerkelijk: als secretaris van de Antivrijmetselaarsbond en steunpilaar van haar Bulletin antimaçonnique bestempelde hij de in 1907 door Robert Baden-Powell opgerichte beweging als para-maçonniek met als doel de jeugd te ontkerstenen. De vertaling van het gedachtegoed van Baden-Powell naar katholiek België won echter vrij snel aan belangstelling, onder het goedkeurend oog van zowel regeringsleider de Broqueville als de aartsbisschop, en ook Brifaut zelf erkende vrij snel het pedagogisch effect van de Belgische en katholieke scoutsbeweging. 
Zijn tweede zoon Henry (1905-1995) volgde dit pad verder en werd tijdens de Tweede Wereldoorlog welpenleider van de troep die speciaal voor prins Boudewijn werd opgericht. Henry vatte zijn rechtenstudies in Leuven aan maar voltooide deze niet en was naast scouting actief als grotendeels autodidactisch kunstenaar en schrijver. De geschiedenis van het scoutisme in België loopt effectief als een rode draad door deze monografie van Thierry Scaillet. De auteur is assistent aan de Unité d’Histoire contemporaine van de Université catholique de Louvain en (co-)auteur en (co-)editor van meerdere publicaties over padvinderij. Voorliggende publicatie heeft echter de ambitie om meer te zijn dan enkel dan een overzicht van de geschiedenis van het scoutisme aan de hand van de levens van vader en zoon Brifaut. Vooral Valentin Brifaut – in alle opzichten een veel boeiender figuur dan Henry, hoewel deze laatste in deze publicatie kwantitatief meer pagina’s krijgt toebedeeld – kende een uitvoerig familiaal en ideologisch netwerk en werd gedreven door onvoorwaardelijke vaderlandsliefde en katholiek engagement. Lid van de hoge burgerij, kandidaat in de letteren, doctor in de rechten, advocaat aan het Hof van Beroep in Brussel en familiaal verbonden aan grootgrondbezitter Charles Claes en de familie Carton de Wiart. In welke mate staatsman Henry Carton de Wiart in dit netwerk thuishoorde, is niet helemaal duidelijk. Hier bevonden zich zowel de kardinalen Mercier en Van Roey als bisschop van Namen Heylen, August-Edmond De Schryver, Frans Van Cauwelaert, Arthur Verhaegen en Charles Woeste. De auteur werkt echter het functioneren van dit netwerk niet uit, en dit is in feite symptomatisch voor het het gebrek aan diepgang dat dit hele boek kenmerkt. Bijzonder rijkelijk geïllustreerd met honderden foto’s uit het familiearchief geeft deze publicatie ook de indruk eerder een weinig kritische familiekroniek te zijn, balancerend op de rand van de wetenschapspopularisering. Tal van kaderteksten met anekdotes – over de familiebibliotheek, de woningen en de situering van Valentin ‘Tintin’ Brifaut als inspiratiebron voor Kuifje – in combinatie met een zeer descriptieve verwerking van bronnen en secundaire literatuur ondersteunen deze indruk. Vooral het gedeelte over Henry is vaak een aaneenschakeling van data, niet altijd even zinvolle details, evenementen en faits divers. Bepaalde sleutelmomenten uit het leven van Valentin Brifaut worden daar tegenover echter niet uitgewerkt of nauwelijks vermeld, zoals bijvoorbeeld zijn rol in de totstandkoming van het Katholiek Congres van Mechelen in 1909. Immers niet zonder reden noemde Charles Woeste in zijn mémoires Brifaut “la cheville ouvrière de l’organisation”. Zijn positie binnen de Katholieke Partij en in welke mate hij effectief op het beleid kon doorwegen wordt door de auteur niet in vraag gesteld en de laatste 30 jaar van zijn leven – na zijn vertrek aan het hoofd van de Fédération des Scouts catholiques – wordt in zijn geheel niet behandeld. Kortom, deze publicatie, gebaseerd op familiearchieven, biedt een niet geheel oninteressante microgeschiedenis maar kan de verwachtingen toch niet helemaal inwilligen.
Deze recensie wordt, in aangepaste vorm, aangeboden aan het Revue belge de Philologie et d'Histoire - Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis.
SCAILLET (T.). Valentin et Henry Brifaut. Parcours de vie d'un père et d'un fils. Brusssel, Event Business, 2008, 208 p., ill., € 40.

dinsdag 7 april 2009

Recensie Munten vertellen over vrijmetselaars

Lijstjes met bekende vrijmetselaars zijn een raar fenomeen. Wat voor een meerwaarde heeft het immers wanneer je weet dat deze of die lid waren van een loge? Akkoord, in de Dummies staat er ook zo een lijst, maar daarin zijn alleen echt bekende namen weergegeven en ook Jan Metdepet. Het probleem met dit soort overzichten is dat niet altijd alle namen effectief ook vrijmetselaar waren. In een aantal gevallen spelen ook vermoedens of veronderstellingen mee. Bovendien is de namenlijst altijd het uitgelezen instrument van antimaçons geweest om hun tegenstanders te ‘neutraliseren’ of hen ‘het masker te ontnemen waarachter zij zich verbergen’ (om Leo XIII in Humanum genus uit 1884 te parafraseren. Lijsten geven het brede publiek wel de mogelijkheid om vrijmetselaars in real time voor te stellen. Je zal wel altijd de klassiekers zoals Mozart, Churchill, Frederik de Grote en F.D. Roosevelt in terugvinden, maar andere persoonlijkheden – die eigenlijk op louter maçonniek vlak een veel grotere rol speelden maar publiek veel minder bekend – zoals Eugène Goblet d’Alviella, Albert Pike of zelfs Pierre-Théodore Verhaegen zijn beduidend minder aanwezig. Daarnaast bestaan er nog een hele reeks van kunstenaars, wetenschappers en politici die in de loop van 300 jaar eveneens tot het genootschap behoorden maar dat ook grotendeels onbekend is gebleven.
Voorliggend boek van Jan Neelen – Munten vertellen over vrijmetselaars – laat vooral deze laatste categorie de revue passeren. Vertrekpunt van de auteur zijn een paar honderd munten waarop deze personen staan afgebeeld, en die vervolgens biografisch en maçonniek worden gekaderd. Het resultaat is de kennismaking met een groot aantal, voor ons totaal onbekende, persoonlijkheden. Of heeft u soms al vaak gehoord van bijvoorbeeld Braziliaans natuurwetenschapper en staatsman José Bonifacio de Andrada e Silva, Ijslands president Asgeir Asgeirsson, markgraaf Karl Wilhelm Friedrich von Brandenburg-Ansbach, Ecuadoriaans geneesheer en journalist Francisco Javier Eugenio de Santa Cruz y Espejo, Duits architect Karl Friedrich Schinkel of ‘doorluchtige vorst van Smolensk’ Michaïl Illarionovitsj Kutuzov? Natuurlijk ontbreken hier Mozart en anderen niet – zolang zij maar op een munt prijken. Het is meer dan lovenswaardig dat de auteur zijn numismatische passie met de lezer wil delen en de ruim 700 pagina’s laten er geen twijfel over bestaan dat deze uitdrukking wel echt op zijn plaats is. Begin maar eens al die munten, verspreid over eeuwen en continenten, bij elkaar te zoeken, geschikte afbeeldingen te maken, en ze nog eens allemaal te annoteren. Niet zonder trots presenteert de auteur het boek als resultaat van 15 jaar onderzoekswerk.
Maar welk belang kan de lezer nu aan dit boek hechten? De auteur wijst er zelf op dat het “geen streng wetenschappelijk werk (is) waar elke zinsnede door een voetnoot ondersteund wordt” (p.1). Het boek helt mede daardoor over naar het wetenschapspopulariserend vlak. Op zich is daar geen enkel probleem mee. Ik heb mijzelf kostelijk geamuseerd bij het lezen en heb tal van anekdotes onthouden (leuk voor als je regelmatig gaat kwissen!): over de scheve schaats van Schots dichter Robert Burns; over de kleinzoon van Jérôme Bonaparte die in 1908 het FBI oprichtte; of over lord Nelson, die sneuvelde tijdens de zeeslag bij Trafalgar maar toch nog lang genoeg in leven bleef om zijn overwinning mee te maken. Stambomen van vorstenhuizen, waarvan meerdere leden ingewijden waren, helpen de lezer bij het ontwarren van enkele dynastieke gordiaanse knopen. Kadertekstjes bieden bijkomende verduidelijking (over de maçonnieke Hawaïaanse koningen bijvoorbeeld (p.357)!!!).
Iedere munt stelt een mini-biografie voor die met een kort referentieoverzicht wordt afgesloten. Daar knelt enigszins het schoentje: de grote encyclopedieën zoals Ligou, Lennhoff/Posner en Saunier worden aangewend, maar om welke editie gaat het? Wat is de kwaliteit van een veel gebruikte referentie zoals Briefmarken erzählen Freimaurergeschichte en 10.000 Famous Freemasons? En mag er wel zo veelvuldig van internetadressen (inclusief Wikipedia) worden gebruik gemaakt?
Een ander probleem betreft de selectie. In het boek komen een aantal figuren voor die mijn inziens daar niet thuishoren. De auteur geeft van een aantal van hen zelf toe dat ze niet rechtstreeks iets met vrijmetselarij hebben te maken. Amerikaans president Calvin Coolidge bijvoorbeeld, die “geen vrijmetselaar (was), maar wel met veel sympathie tegenover de beweging stond” (p.188); Nederlands koningin Juliana (no ladies allowed!) die als staatshoofd wel officiële contacten met het Grootoosten der Nederlanden onderhield; scoutsstichter Robert Baden-Powell; Amerikaans president John Quincy Adams – met sympathie voor de Anti-Masonic Party –; paus Clemens XII die de eerste kerkelijke veroordeling van het genootschap uitsprak of Duits componist Richard Wagner, wiens vader wel vrijmetselaar was en volgens de auteur maar al te graag zelf wou toetreden maar daarin nooit slaagde. Van een hele reeks anderen is enkel het logelidmaatschap zonder details bekend, of moet het zelfs in twijfel worden getrokken. Kijk bijvoorbeeld naar Chinees en Taiwans president Chiang Kai-Shek, keizer Maximilliaan van Mexico, Ludwig van Beethoven, Amerikaans president Abraham Lincoln en zelfs Lenin! Nog anderen waren effectief vrijmetselaar, maar dat speelde hoegenaamd geen echte rol van betekenis in hun leven, zoals bij Frans republikein Léon Gambetta en Voltaire. En het boek vermeldt ook een aantal individuen die je liefst niet als vrijmetselaar wil herinneren, met Haïtiaans dictator François ‘papa Doc’ Duvalier als opvallendste voorbeeld. En keizer van het Heilig Roomse Rijk Maximiliaan I, Albrecht Dürer en William Shakespeare, al lang door de pieren opgepeuzeld vóór de oprichting van de Grandlodge in 1717, horen hier eveneens niet thuis.
Hier en daar sluipen een aantal incorrecties in de tekst binnen. Dat bovenvermelde Roomse keizer met zijn munt in dit boek een vermelding krijgt is te wijten aan diens beschermheerschap van de “operatieve vrijmetselaarsloge van Nürnberg” (p.269). De auteur hangt immers de stelling aan dat de Engelse vrijmetselarij in de 17e eeuw van operatief naar speculatief evolueerde (p.208). In het wetenschappelijk domein (ik verwijs daarvoor graag naar onder meer dat fantastische boek van Roger Dachez, L’invention de la franc-maçonnerie, dat ik binnenkort hier hoop te recenseren) gelooft daar niemand nog in. Over Belgisch koning Leopold I spreekt de auteur in termen van diens 30e graad, terwijl Jean Van Win (Léopold Ier, le roi franc-maçon) van deze in maçonnieke kringen levende veronderstelling terecht brandhout maakt. Dit en andere historische inaccuraties hadden kunnen vermeden worden indien de auteur wat meer wetenschappelijke literatuur had gebruikt. Ik vind het ook een beetje eigenaardig dat dit boek, vol met drie-puntjes-afkortingen, bij het Julius Vuylstekefonds verschijnt, dat de studie en bevordering van het vrijzinnig liberaal gedachtegoed wil stimuleren, en dat ook het Liberaal Archief haar naam hieraan verbindt. Een andere uitgeverij was misschien beter op zijn plaats geweest.
Kortom, een leuk boek, zeker en vast, maar als maçonniek wetenschapper ga je er weinig aan hebben.

NEELEN (J.). Munten vertellen over vrijmetselaars. Gent, Julius Vuylstekefonds vzw, 2009, 735 p.

donderdag 2 april 2009

Programma Verhaegenleerstoel 2009

PROGRAMMA Leerstoel Pierre-Théodore Verhaegen

Vrije Universiteit Brussel
Vrijdag 8 mei 2009 
14u00

Opening en verwelkoming
Prof. dr. Silvain Loccufier, em.
Ererector Vrije Universiteit Brussel
Inleiding en voorstelling van het thema
Prof. dr. Jef Van Bellingen
Vrije Universiteit Brussel
Lumières radicales et franc-maçonnerie: une fausse vraie question
Prof. dr. Charles Porset
Paris – directeur de recherches au CNRS/EPHE
Lessing: Vrijmetselaar en zachtmoedig radicaal?
Prof. dr. Max J.M. de Haan
Hoofdredacteur van het tijdschrift THOTH
15u30 - Koffie
16u00
Masonic Enlightenment and Romanticism in Amsterdam c. 1800
Prof. dr. Malcolm Davies (Universiteit Leiden)
Illuminisme maçonnique et Lumières radicales: un dialogue impossible?
Prof. dr. Roger Dachez (Université Paris VII – Denis Diderot – Président de l’Institut Maçonnique de France)
16u45 

Debat
Conclusie en voorstelling van het themanummer “Spinoza” van het tijdschrift THOTH
Prof. dr. Jef Van Bellingen
17u30 - Drink aangeboden door de Leerstoel Pierre-Théodore Verhaegen
Locatie: Vrije Universiteit Brussel - zaal Stoa
De toegang is gratis maar liefst inschrijven vóór 30 april via upv@vub.ac.be