Vanuit een angelsaksisch perspectief schreef W. Kirk MacNulty vorig jaar een omvangrijk boek dat onlangs vertaald als Vrijmetselarij. Symbolen, geheimen, betekenis verscheen. Nu is "schreef" misschien niet het correcte werkwoord. "Stelde samen" zou beter klinken. Het boek is immers één grote fotocollage, en de tekst is vaak niet veel meer dan veredelde en wat uitgebreidere onderschriften. Het zijn wel mooie foto's van tempels en regalia en reproducties van oude prenten en boeken. Dat levert soms bizarre afbeeldingen op: op p.12 is er bijvoorbeeld een foto uit de Anglo Saxon Lodge, waar de broeders zich verkleed hebben als koning Salomo en zijn gevolg, compleet met valse harnassen, pruiken en nepsnorren.
Losstaand van deze honderden foto's voldoet het boek op geen enkel moment aan haar subtitel. Wat vrijmetselarij precies is en hoe het zich sinds de 18de eeuw concreet heeft ontwikkeld, rekening houdend met regionale, nationale en continentale verschillen, wordt zeer summier behandeld. Eigenlijk is dit boek overbodig voor diegenen met al enige achtergrondkennis van de materie, terwijl geïnteresseerde leken verloren lopen in de stortvloed aan illustraties en het niet-expliciet uitleggen van typisch maçonnieke principes en structuren.
Vanaf de tweede zin op de eerste pagina van de inleiding loopt het al mis: "Het is niet moeilijk een definitie van de Orde te geven. De vrijmetselarij is een seculiere broederschap die traditioneel alleen toegankelijk is voor mannen. (...) Vrijmetselarij is geen religie, maar een genootschap van religieuze mannen,in die zin dat ze van haar leden verwacht dat ze geloven in het bestaan van een opperwezen." Vervolgens passeren tempeliers, rozenkruisers en andere al dan niet gemythologiseerde groeperingen de revue. Vermeende vrijmetselaars of maçonnieke symbolen worden willes nilles bij de zaak betrokken: op p.285 wordt de Eed van de Horatii van Jacques-Louis David "een zinspeling op de eed van de vrijmetselaars" genoemd, omdat de schilder "als enthousiast aanhanger van de Franse Revolutie" vrijmetselarij zou zijn geweest, temeer omdat de Orde "in die tijd in Frankrijk veel aanhang had".
Op historisch vlak slaat MacNulty de bal helemaal mis. Zo zijn volgens hem Kerk en vrijmetselarij in de loop van de 20ste eeuw weer de beste maatjes geworden. MacNulty's verklaring voor het niet-opnemen van vrouwen is echter de meest absurde die ik ooit heb gelezen: "Waarom vrouwen werden uitgesloten is niet bekekend, maar zeker is dat de vrouw in de 17de en 18de eeuw een heel andere sociale rol had dan de man. Misschien had het ook iets te maken met de in die tijd wijdverbreide angst voor heksen - heksenverbrandingen waren aan de orde van de dag. Omdat heksenkringen vrouwelijk waren is het denkbaar dat de Orde, die er al van werd verdacth zich bezig te houde met zaken die het daglicht niet konden verdragen, vrouwen van lidmaatschap uitsloten om te voorkomen dat ze ook nog zouden worden beschuldigd van hekserij." (p.219). In de bijlage tenslotte wordt een adressenoverzicht geboden van nationale Obediënties: voor België is de volgorde RGLB, VGLB, GOB en GLB. Le Droit Humain? Nooit van gehoord. Ook niet wat de (erg onvolledige) adresgegevens voor Frankrijk betreffen. Het mag bovendien niet verbazen dat de gebruikte literatuur een lachertje is. Conclusie: enkel kopen om de plaatjes, anders best met een wijde boog omheen wandelen.
MACNULTY (W. Kirk). Vrijmetselarij. Symbolen, geheimen, betekenis. Haarlem, Altamira-Becht, 2006, 320 p. + ill., € 35.
Alles over vrijmetselarij en genootschappen: geschiedenis, reviews, weblinks.
woensdag 18 april 2007
woensdag 11 april 2007
Recensie Hiram aan de Schelde
Vorige vrijdag heb ik mij enkele nieuwe boeken aangeschaft. Graag wil ik er eentje belichten: Hiram aan de Schelde van Kris Thys. Het boek is het resultaat van een uit de hand gelopen artikel over vrijmetselarij in Antwerpen. De auteur had voldoende bronnenmateriaal om deze geschiedenis van 250 jaar in een boek te gieten. Het resultaat is qua inhoud een overzichtelijk werk dat zowel de blauwe als de hogere graden behandelt. Vooral de stukken over de hogere graden zijn interessant, omdat de auteur erin slaagt de lezer mee te nemen in de erg complexe wirwar van grootmachten die na de Tweede Wereldoorlog ontstonden en werden ontwikkeld. Hoewel Thys zijn boek vanuit een regulier standpunt schrijft - mee onderstreept door het voorwoord van gewezen RGLB-Grootmeester Jan Corbet - neemt de auteur dit nooit expliciet in: andere Obediënties worden gelijkwaardig behandeld. Dat kan ook moeilijk anders, aangezien de Antwerpse werkplaatsen voor het overgrote deel van hun geschiedenis onder GOB-jurisdictie vielen. Deze opvatting is heel wat anders dan deze die Piet Van Brabant hanteerde, waarbij hij de irregulariteit van de meerderheid van de Belgische vrijmetselarij niet onder stoelen of banken stak. Thys is daarentegen goed geïnformeerd, op de hoogte van de belangrijkste literatuur en heeft de nodige (interne) bronnen geanalyseerd. Hij trekt de lijn ook door tot vandaag.
Thys situeert meerdere Antwerpse loges, mét adresgegevens (typisch voor regulieren) en verwijzingen naar ledenlijsten en statuten. Op geregelde tijdstippen geeft de auteur korte biografische gegevens van verschillende markante Antwerpse vrijmetselaars. Over het algemeen richt het boek zich niet meteen op de geïnteresseerde leek: enige 'maçonnieke' voorkennis is wel nodig, al was het maar om het veelvuldig gebruik van enig maçonniek jargon en de geschiedenis van de vrijmetselarij in België in het algemeen te kunnen vatten.
Het boek heeft echter enkele tekortkomingen. Naast de 'klassieke' referenties zoals M. De Schampheleire, B. Van der Schelden, J. Bartier, R. Grignard en J. Tyssens wordt K. Poma als 'pseudo-historicus' hier en daar aangehaald. Qua vorm is het bijzonder storend dat de zetter gebruik maakt van én voetnoten én bibliografische verwijzingen tussen haakjes in de tekst. Dit belemmert de vlotte leesbaarheid - en het boek is nu nét vlot geschreven. Op sommige momenten wordt dit vlotheid wel ook door de auteur zelf doorbroken. Soms worden er nieuwe gegevens aangehaald, maar niet verder uitgewerkt (bv. p.86: de Verbroedering van de Belgische en Nederlandse grensloges). Het boek verwijst ook naar maçonnieke activiteiten elders in de provincie. Het was misschien beter geweest zich enkel op de stad Antwerpen te concentreren. Gezien de aanwezigheid en het belang van loges zoals Les Amis du Commerce et La Persévérance réunis en Marnix van Sint Aldegonde was dit een logische keuze geweest. Ook het ontbreken van een algemene conclusie, waar al de aandachtspunten uit 250 jaar geschiedenis, en de spanning tussen de spiritualiteit van de hogere graden en de wereldsheid van de blauwe vrijmetselarij worden samengebald, is jammer.
Het boek heeft echter voldoende kwaliteiten die de (maçonniek) historicus kunnen aanspreken.
THYS (K.). Hiram aan de Schelde. 250 jaar vrijmetselarij te Antwerpen. Antwerpen/Rotterdam, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, 2006, 192 p., ill., € 19,50.
Thys situeert meerdere Antwerpse loges, mét adresgegevens (typisch voor regulieren) en verwijzingen naar ledenlijsten en statuten. Op geregelde tijdstippen geeft de auteur korte biografische gegevens van verschillende markante Antwerpse vrijmetselaars. Over het algemeen richt het boek zich niet meteen op de geïnteresseerde leek: enige 'maçonnieke' voorkennis is wel nodig, al was het maar om het veelvuldig gebruik van enig maçonniek jargon en de geschiedenis van de vrijmetselarij in België in het algemeen te kunnen vatten.
Het boek heeft echter enkele tekortkomingen. Naast de 'klassieke' referenties zoals M. De Schampheleire, B. Van der Schelden, J. Bartier, R. Grignard en J. Tyssens wordt K. Poma als 'pseudo-historicus' hier en daar aangehaald. Qua vorm is het bijzonder storend dat de zetter gebruik maakt van én voetnoten én bibliografische verwijzingen tussen haakjes in de tekst. Dit belemmert de vlotte leesbaarheid - en het boek is nu nét vlot geschreven. Op sommige momenten wordt dit vlotheid wel ook door de auteur zelf doorbroken. Soms worden er nieuwe gegevens aangehaald, maar niet verder uitgewerkt (bv. p.86: de Verbroedering van de Belgische en Nederlandse grensloges). Het boek verwijst ook naar maçonnieke activiteiten elders in de provincie. Het was misschien beter geweest zich enkel op de stad Antwerpen te concentreren. Gezien de aanwezigheid en het belang van loges zoals Les Amis du Commerce et La Persévérance réunis en Marnix van Sint Aldegonde was dit een logische keuze geweest. Ook het ontbreken van een algemene conclusie, waar al de aandachtspunten uit 250 jaar geschiedenis, en de spanning tussen de spiritualiteit van de hogere graden en de wereldsheid van de blauwe vrijmetselarij worden samengebald, is jammer.
Het boek heeft echter voldoende kwaliteiten die de (maçonniek) historicus kunnen aanspreken.
THYS (K.). Hiram aan de Schelde. 250 jaar vrijmetselarij te Antwerpen. Antwerpen/Rotterdam, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, 2006, 192 p., ill., € 19,50.
Abonneren op:
Posts (Atom)