Aangezien het gisteren toch maar pokkenweer was leek het ons een ideaal moment om een duffe feestdag op te monteren met een museumbezoek. En ik had Aux portes du Temple in Waterloo nog op mijn verlanglijstje staan. Dus naar ginder, hoewel ik uit één van mijn vorige blogberichten al mijn bezorgdheid over de aanpak van deze maçonnieke tentoonstelling had uitgedrukt. Zou mijn vrees bewaarheid worden? Als we de kranten mogen geloven heeft de tentoonstelling de afgelopen maanden al heel wat volk over de vloer gehad. Maar een hoge publieksopkomst staat niet altijd garant aan kwaliteit. De locatie van de tentoonstelling was wel veelbelovend: het Wellingtonmuseum. In dit huis verbleef Wellington de nacht vóór hij de troepen van Napoleon in de pan hakte. Het museum biedt een overzicht van de slag van Waterloo en de figuur van Wellington. Allemaal heel interessant en historisch relevant, maar opgesteld in een stofferig decor. Een hedendaags museum zou echt niet meer met zo een oubollige visie mogen werken. En daartussen was de gelegenheidstentoonstelling opgesteld. Daardoor kon er niet van een parcours sprake zijn: in een aantal kamers stonden maçonnieke voorwerpen opgesteld, dan volgde weer een aantal kamers Wellingtonspullen - inclusief een levensgrote pop die de man zelf moest voorstellen; hij liet mijn vrouw een half metertje in de lucht springen van verschieten - gevolgd door een voor 1/3 gevulde zolder met een nagebouwde vrijmetselaarstempel, dan weer wat kamers oorlogsmateriaal, en tenslotte op het gelijkvloers een laatste ruimte met plannen van één of andere tempel. Dat is alvast één punt van kritiek. Tweede punt betreft het ontbreken van een audio-gids, die wel voor de rest van het museum ter beschikking stond.
En dan de inhoud. Volgens de folder wenste de tentoonstelling de link te leggen tussen de slag van Waterloo en de vrijmetselaars hier aanwezig zoals Wellington, Blücher, Grouchy en Ney. Ik heb die link nog steeds niet gevonden. Laat mij even de opstelling van de expositie overlopen, en misschien vindt u hem wel.
Eerste kamer: wat is vrijmetselarij. Ja, wat is het eigenlijk? Zonder enige voorkennis kan je er niets van maken. We vinden hier foto's van Nobelprijswinnaar Henri la Fontaine, inclusief de koffer met zijn Nobelprijsdiploma. Bij mijn weten was ten tijde van 1815 nog lang niet geboren. Tweede kamer: schootsvellen. Interessant hierbij was het schootsvel van Jérôme Bonaparte, jongere broer van. Veel verdere uitleg over de man was er niet. Derde kamer: de hogere graden. Uitvergroot overlijdensbericht van Goswin de Stassart (zonder maçonnieke symboliek). Schootsvellen, afgewisseld met linten en medailles. Derde kamer: gemengde vrijmetselarij. Schootsvellen. Adoptieloges waren zeer populair in de napoleontische periode, maar alle aandacht ging hier naar Le Droit Humain, heel veel decennia na Waterloo opgericht. Ook nog in die kamer aandacht voor het antimaçonnisme: Taxil, Antivrijmetselaarsbond, De Bezem. Niets of niemand die iets met Napoleon heeft te maken. Ten slotte was er nog een vitrine met beroemde vrijmetselaars. Ik krijg daar ingegroeide teennagels van. Wat heb je er nu aan dat Charles de Coster vrijmetselaar was? Generaal MacArthur was dat ook, maar die wou in de jaren '50 nog Korea met atoombommen platsmijten. Mooie maçonnieke gedachte, denk ik dan. Op dat ogenblik sneed mijn vrouw de voordelen van de draagdoek voor ons zoontje als nieuw gespreksthema aan. De aandacht voor de massaal aanwezige schootsvellen was verdwenen.
Het onvolprezen hoogtepunt van de tentoonstelling was echter de nagebootste tempel op zolder. Jongens, jongens! Spullen van de hobbywinkel die met plakband aan elkaar waren gehouden (echt waar: één driehoek was al los gekomen). Op één van de drie stoelen lag - drie keer raden - een schootsvel. Wat was hiervan de bedoeling? Met uitzondering van een zweverig gedicht over de tempel als ontmoetingsruimte geen enkele - geen enkele! - info over wat de betekenis van de tempel nu is, laat staan wat er gebeurt. Bovendien was de oppervlakte veel te klein, en dus totaal onrealistisch. De tempel gaf, in deze toestand, enkel ruimte voor een viertal personen, liefst in dwergformaat. Daarnaast opnieuw panelen met grote vrijmetselaars. Iconen zoals Oliver Hardy en Atatürk, die echt wel veel invloed hebben gehad ten tijde van Waterloo... Intussen bleef dat ene logelied van Mozart zich herhalen. Ik heb die CD trouwens ook, een echte aanrader.
Het slotpunt van de tentoonstelling was een aparte kamer, enkel bereikbaar via de binnenkoer. Nog steeds vraag ik mij af wat hiervan de bedoeling was. Niets anders dan tekeningen en bouwplannen van een fictieve tempel in piramidevorm (ter vervanging van de leeuw enkele kilometers verder, zou je je afvragen...) en een drietal geschilderde tableau's. Als je niet weet wat dat zijn heb je wel pech gehad.
Eindconclusie: deze tentoonstelling is een flauw afkooksel van het Museum van de Vrijmetselarij in de Brusselse Lakensestraat, wat wel de moeite is. Het was typerend dat er in de derde kamer voor dit Museum "reclame" werd gemaakt. Al bij al is deze tentoonstelling niet alleen slecht maar ook - wat veel erger is - oersaai. Slechts één advies voor de lezer dezes: blijf daar weg!