Deze krant heeft ons de voorbije week getrakteerd op een kwaliteitsvolle vierdelige reeks over de vrijmetselarij van de hand van Joël De Ceulaer. De reeks schetst een beeld van de vrijmetselarij dat ik (helaas) herken. Ja, er is een probleem met de man-vrouwverhouding, ja, er gebeuren bij momenten dubieuze zaken die beter niet hadden plaatsgevonden, ja, vanuit politiek perspectief is het moeilijk om er iets van te begrijpen en, ja – toch ook een positief gegeven – de interesse, uitgedrukt in het groeiende ledenaantal, is en blijft groot in dit vrij bizarre genootschap.


Mocht ik nu neerschrijven dat ik zonder meer trots ben vrijmetselaar te zijn, dan zou ik begrijpen dat vele lezers nu de wenkbrauwen fronsen. Hoe kun je er nu prat op gaan lid te zijn van zo'n dubieuze vereniging? Want dat is toch de indruk die je moet krijgen, zeker als je de discretie van het gezelschap in rekening brengt. Tegelijkertijd wil ik daar niet al te veel aandacht aan besteden omdat ik de reeks zelf kan aanhalen als illustratie van het (gelukkig) wegkwijnende besloten karakter van de vrijmetselarij, een goede zaak overigens voor wie het zich maatschappelijk kan veroorloven op het dak te gaan staan en zijn of haar lidmaatschap van op die plek bekend te maken.


Maar ik wil even een andere blik op de zaak te gooien. Men zegt vaak dat de vrijmetselarij een ‘verheven' genootschap is, met de bijna ongeloofwaardige bedoeling de mensheid te ‘verheffen', de wereld tot een aangenamere plek te maken en de individuele mens uit te nodigen tot een zoektocht naar perfectie zonder de noodzaak die te vinden. Die idealen leggen de lat hoog. Zo hoog, zoals één van mijn broeders het zo mooi heeft uitgedrukt, dat het geen enkel probleem is om eronderdoor te lopen.


Dat is het probleem waar de hele vrijmetselarij mee worstelt: hoe streef je naar die idealen? Ik meen oprecht dat hier een belangrijke sleutel te vinden is om het geheel te begrijpen. Laat ik kort een paar mogelijke invullingen schetsen.


De basisversie is dat je werkt aan jezelf om te laten zien hoe zo'n betere mens er kan uitzien en dat je de resultaten van dat werk in de praktijk brengt in het dagelijkse leven. De mensheid wordt beter omdat een klein onderdeeltje ervan beter aan het worden is. ‘Ocharme, is het dat maar?', moet u denken, maar daartegenover staat dat dit besef op zijn minst inhoudt dat je weet dat er aan jezelf heel wat te verbeteren valt.


Niet iedereen is daar zo van overtuigd. De vrijmetselaar die zich in deze versie herkent, is doorgaans iemand die wekelijks de bijeenkomsten van zijn werkplaats mee beleeft, want dat werken aan jezelf is iets wat je graag met anderen samen doet, bij voorkeur in de juiste ‘atmosfeer'. Die wordt voor sommigen beter gerealiseerd met alleen mannen, alleen vrouwen of met beiden (en er zijn nog talloze varianten te bedenken). Hier ligt naar mijn idee een van de kernproblemen van de man-vrouwverhouding in de vrijmetselarij.


Voortrekkersrol?


De uitgebreide versie is dat je het idee hebt dat die gedroomde mensheid zich hier en nu moet realiseren. Dit soort vrijmetselaar wil graag ook maatschappelijk actief zijn en daar zijn steentje toe bijdragen. De vraag die dan rijst is hoe een werkplaats of loge zich verhoudt tot die gedroomde mensheid. Is de loge zelf een voorbeeld van hoe zo'n mensheid er zou kunnen uitzien? Dan moet de vrijmetselarij man en vrouw uiteraard gelijkwaardig behandelen. En moeten er arbeiders ingewijd worden, wat nu nauwelijks het geval is.


Of heeft de vrijmetselarij een voortrekkersrol? In dat geval is het niet duidelijk hoe de groep moet samengesteld zijn, want voortrekkers moeten geen representatief staal van de maatschappij zijn. Dus evenveel mannen als vrouwen? Hoeft niet noodzakelijk. Alle sociale lagen vertegenwoordigd? Nergens voor nodig. Het zal wel duidelijk zijn dat deze vrijmetselaars eindeloos veel tijd kunnen besteden (verkwisten?) aan het ophelderen (verduisteren?) van deze kwesties. De enige solide regel die je kunt ontwaren, is dat voor elke vrijmetselaar met een bepaalde opinie er een vrijmetselaar bestaat die het er niet mee eens is.


Als je het zo bekijkt, denk je inderdaad dat er niet zoiets bestaat als dé vrijmetselarij, zoals een van de geïnterviewden het al stelde. Maar om al dat los zand bij elkaar te houden, dient precies de vrijmetselaarssymboliek met haar vrij te interpreteren symbolen: het is de noodzakelijke lijm die het geheel flexibel verbindt en die bovendien heel slecht pakt bij samenzweringen.